‘Tieners kunnen eindeloos met elkaar kletsen over niks’, verzucht een vader. In de ogen van de volwassenen om hen heen lijken de gesprekken van tieners soms nergens over te gaan, maar deze dienen wel degelijk een doel: tieners vinden het gewoon heerlijk om te redeneren en te argumenteren. De ontwikkeling van deze vaardigheid komt in de tienertijd namelijk pas echt op gang, en de kennis die tieners op school en thuis opdoen stimuleert hen in dit leerproces. Hoe beter de tiener leert redeneren en argumenteren, hoe groter zijn communicatievaardigheden worden. En dat zorgt weer voor een versnelling van zijn cognitieve en emotionele ontwikkeling. Wat kan je als omgeving doen om de tiener optimaal te stimuleren in het ‘leren denken’?
Door: Anna Tuenter en Jelle Jolles
Centrum Brein & Leren, VU Amsterdam
Leren denken heeft vier niveaus: taalvaardigheid, leren redeneren en argumenteren, abstract denken, en metacognitie (denken over denken). De tiener werkt aan alle vier, en de ontwikkeling van de ene vaardigheid stimuleert de andere weer. Naarmate het vermogen groeit om zich te kunnen focussen op abstracte termen, gaan tieners kennis, regels en meningen ter discussie stellen of bevragen. Dit kan gaan over hoe de wereld in elkaar zit, over wat ze lezen in hun boeken of zien op tv, of over de regels die docenten en ouders opstellen. Bij alles denken ze: klopt het wel, wat hier wordt beweerd? Ze beginnen vraagtekens te zetten bij ‘absolute waarheden’ en krijgen vaardigheid in het formuleren van logische argumenten.
Zelf onder de loep
Voor opvoeders en docenten is dit vaak vertederend, maar kan dit ook confronterend en vermoeiend zijn. Hun visies en gedrag, en soms ook zijzelf, worden immers onder de loep gelegd, en met harde bewoordingen afgekeurd (‘Mam, dit is zooo stom …’). Maar het hoort erbij, en is van groot belang voor de tiener. Deze is aan het oefenen met het formuleren van een eigen oordeel en met het vinden van de beste manier om dit oordeel onder woorden te brengen. Eerst is dat nog onbeholpen, maar door te oefenen ontwikkelt de tiener een hoger niveau van denkvaardigheid. Dit is voor de adolescent van groot belang om de toekomst te overdenken, opties te overwegen, problemen op te lossen en doelen te stellen. Een ander onderdeel van het verwerven van die vaardigheden is dat het nodig is om denkfouten te kunnen maken. Die leiden namelijk tot onhandig gedrag, en zorgen dat de tiener van die fouten kan leren.
De volwassene is van het grootste belang voor de tiener: hij kan hem van feedback voorzien, voorbeelden geven van taaluitingen en manieren van redeneren. Volwassenen kunnen een belangrijke rol spelen in het stimuleren van deze denkvaardigheden. En het loont, want door deze te stimuleren worden de communicatievaardigheden van de adolescent snel groter, hetgeen weer zorgt voor een versnelling van zijn cognitieve en emotionele ontwikkeling. Dat is niet makkelijk: als docent of opvoeder ben je natuurlijk een kennisbron, maar het is didactisch en pedagogisch niet verstandig (en haalbaar) om jouw kennis aan de tiener ‘op te willen dringen’. De tiener wil – verrassing – zelf ontdekken.
Hoe kan je de tiener inspireren om zich te oefenen in taaluitingen en gespreksvormen? Hieronder staan zeven mogelijkheden. Inspiratie hiervoor is opgedaan uit Het tienerbrein (hoofdstuk 14: De tiener heeft plezier in denken en redeneren), en Outstanding teaching (hoofdstuk 10: Literacy for learning, zie bronnen).
7 mogelijkheden om de tiener te leren denken
Het gaat niet om gelijk hebben, of krijgen. Een gesprek met een tiener is niet als het tv-programma Buitenhof: het doel is niet om de ander met scherp geformuleerde argumenten onder tafel te praten. Dat zou te makkelijk zijn; de volwassene zal op korte termijn de verbale strijd winnen maar uiteindelijk verliezen omdat de tiener er vanaf zal zien om met de ouder te praten. Dit is overigens iets wat heel veel ouders ook ervaren. Het gaat niet om gelijk hebben, en zelfs niet (altijd) om gelijk krijgen (op dat moment). Je gaat de discussie aan om ontwikkeling bij de tiener teweeg te brengen, om hem te leren wat een respectvolle uitwisseling van argumenten inhoudt. Dat betekent ook dat het niet de bedoeling is dat jij de logica van de tiener gaat corrigeren. Luister gewoon, en (h)erken wat er wordt gezegd. Altijd goed is: ‘Interessant, hoe kom je bij deze gedachten c.q. conclusie?’
Stel gespreksregels op voor wederzijds respect. Leg uit dat een standpunt aan waarde wint door het geven van goed geformuleerde argumenten. Benadruk (ook en juist bij klassikale discussies) het belang van wederzijds respect en hoe je dat laat zien, bijvoorbeeld door het respecteren van standpunten die niet je eigen overtuigingen zijn.
Deel je eigen argumenten en overwegingen. Realiseer je: tieners hebben veel aan te merken op je keuzes en dagen je uit, maar hebben je feedback ook nodig. Geef dus inzicht in de achtergrond van jouw opinie. En het is helemaal niet gek om je kwetsbaar op te stellen door zaken te vragen als ‘wat vind je hiervan? Klinkt dat oké of heb ik iets gemist?’
Een verbale confrontatie stelt minder voor dan je denkt: neem een woordenwisseling of meningsverschil niet te serieus. De tiener laat vaak merken dat iets ‘zoooo stom’ is. Soms is dat om zelf applaus te krijgen van de vriendengroep. Glimlach om het melodramatische gedrag van de tiener, maar doe niet neerbuigend. Vat commentaar niet persoonlijk op en neem een meningsverschil niet te serieus (de tiener is deze de volgende dag vaak al vergeten en gaat in die zin heel erg anders om met discussies of argumenten dan volwassenen).
Stel vragen die de verbeelding stimuleren. Open vragen (in plaats van gesloten vragen) stimuleren creativiteit in denken en het vermogen te kunnen ‘mentaliseren’. Daarbij gaat het om ‘ver-beelden’; daarbij wordt er een mentaal beeld gevormd van de situatie of de gevolgen van ‘wat er zou kunnen gebeuren en hoe dat er dan uitziet’. Stel daarom vragen over hypothetische situaties: ‘wat zou je doen als …..?’ of ‘stel je voor dat je ….. bent, hoe zou je dan…. ?’. Als je tieners wil laten beschouwen wat ze zelf hebben meegemaakt, vraag dan door met waaromvragen. Stel dus geen ja/nee-vragen, maar wat als-vragen, en hoe- , waarom-, en wanneervragen.
Gun de tiener denktijd. Wácht vervolgens op een antwoord, laat de denkradertjes draaien in het hoofd van de tiener. Weersta de verleiding om meteen te helpen of in te vullen. Door ruimte te geven leert de tiener niet alleen zelf denken, maar ook dat het normaal is om iets niet meteen te weten. Wikken en wegen kost tijd. Zo ontwikkelt de tiener zelfvertrouwen, niet alleen in gesproken discussies maar ook in de geschreven taal. Overigens kan je, als de tiener echt vastloopt, uiteraard wel handvatten bieden om een denkproces te stimuleren.
Leer de tiener nadenken over het eigen denken. Leer leerlingen denken over hun eigen denken en stimuleer de metacognitie. Laat ze bijvoorbeeld een leerstrategie bedenken die past bij hun sterke kanten, of juist een waarbij ze leren groeien in wat nog niet lukt.
Bronnen
Jolles, J. (2016). Het tienerbrein. Over de adolescent tussen biologie en omgeving. Amsterdam: Amsterdam University Press, ISBN 867 94 6298 747 0
Harris, M. (2016). How to Develop the Habits of Outstanding Teaching – A practical guide for secondary teachers. Routledge (2016). ISBN 9781138950474
Contact
Jelle Jolles, j.jolles@vu.nl
Anna Tuenter, redacteur en docent biologie, j.tuenter@vu.nl