School performance in adolescents: an educational neuropsychology perspective.
Op 11 december 2012 promoveerde Annemarie Boschloo op schoolprestaties bij adolescenten vanuit onderwijsneurowetenschappelijk perspectief. Hiermee heeft zij de kennis over de neuropsychologische mechanismen die relaties met schoolprestaties kunnen verklaren, vergroot. Zowel scholen, ouders als leerlingen zelf kunnen hier hun voordeel mee doen.
Sekseverschillen, ontbijt en slaap zijn allemaal invloedrijke factoren van individuele verschillen in schoolprestaties van adolescenten.
Leerlingen die regelmatig hun ontbijt overslaan, presteren minder goed op school dan leerlingen die elke dag ontbijten. Dat geldt zowel voor jongens als voor meisjes, gedurende de gehele adolescentie. Dit heeft voor een deel te maken met aandachtsproblemen bij niet-ontbijters.
Leerlingen die goed slapen en zich niet slaperig voelen, kunnen zicht beter concentreren, kunnen beter plannen en zijn minder impulsief dan leerlingen die slecht slapen of zicht slaperig voelen. Bij jongens heeft slaperigheid een groter effect op hun prestatie op taal dan bij meisjes.
Changing Choices: a neurocognitive examination of decision-making during adolescence
Een proefschrift van Nikki Lee over keuzegedrag bij adolescenten, waar zij op 9 november 2012 op promoveerde. Zij deed onderzoek naar het vaak impulsieve en risicovolle keuzegedrag van adolescenten en het proces van leren kiezen, want keuzegedrag verandert gedurende de adolescentie, zo blijkt.
“Hoe háál je het in je hoofd!” hoor je die ouder of docent nog roepen. Adolescenten maken soms keuzes waar volwassenen niets van begrijpen.
Jonge adolescenten blijken vooral te kiezen voor de korte termijn beloning en kunnen geen goede inschatting maken van wat op de langere termijn van persoonlijk voordeel kan zijn. Dit trekt later in de adolescentie wel bij. Leerlingen die in staat zijn te kiezen voor een uitgestelde beloning, hebben betere cijfers, vooral als er sprake is van een hoge leermotivatie.
Bovendien beslissen adolescenten met een hogere impulscontrole vaak rationeler dan zij met een lagere impulscontrole. Meisjes maken rationelere, intuïtievere beslissingen dan jongens.
De adolescent laat zich bij zijn keuzegedrag beïnvloeden door de sociale informatie die hij over iemand heeft, ook als deze informatie niet klopt. Naarmate de adolescenten ouder worden, zijn ze beter in staat om het beeld dat zij aanvankelijk van iemand hadden, aan te passen als ze nieuwe ervaringen met die persoon hebben opgedaan.
What Counts? Cognitive Development and Arithmetical Performance. The Role of Child- and Environment-Related Factors.
Rosa Marten, die met dit proefschrift op 18 oktober 2012 promoveerde, bestudeerde de ontwikkeling van rekenkundig presteren in relatie tot cognitieve ontwikkeling en kind- en omgevingsfactoren. Zij onderzocht hoe individuele rekenkundige vaardigheden zodanig gestimuleerd kunnen worden dat elk kind zijn maximale potentie op dit gebied bereikt.
Bijna alle kinderen hebben de potentie om wiskundig te leren denken. Toch zijn rekenen en wiskunde de laatste jaren steeds meer het zorgenkindje in het onderwijs geworden. Steeds minder leerlingen kiezen voor wiskundige vakken omdat ze (denken dat ze) hier niet goed in zijn. Dit heeft als direct gevolg dat de maatschappij een ernstig tekort heeft aan technisch opgeleid personeel. En ook bij prestaties op rekenen en wiskunde raken Nederlandse kinderen steeds meer op achter bij andere landen. De ontwikkeling van rekenkundige en wiskundige vaardigheden bij kinderen moet daarom al op jonge leeftijd onder de loep genomen worden.
Dit is precies wat Rosa Martens heeft gedaan. Zij toonde aan dat er sekseverschillen in rekenvaardigheden bestaan, maar dat deze afhankelijk zijn van de leeftijdsgroep en het prestatieniveau dat bestudeerd wordt: bij kinderen die op hoog niveau presteren, doen jongens het beter dan meisjes bij wiskunde. Op laag niveau is dit onderscheid er niet.
Als ouders thuis meer spelletjes met cijfers en letters doen, boeken lezen met hun kinderen en de kinderen naar educatieve TV programma’s kijken, heeft dit allemaal effect op de cognitieve vaardigheden en de rekenvaardigheid van het kind. En als jonge kleuters getraind worden op conceptueel redeneren, verbetert dat hun verbale voeiendheid terwijl wanneer oudere kleuters getraind worden op strategische organisatie hun werkgeheugenprestaties omhoog gaan. Verder liet dit omvangrijke proefschrift o.a. ook zien dat kleuters al in staat zijn tot hogere orde cognitief functioneren.
Cognition and the Middle-Aged Brain: Functional MRI studies examining demand, fatigue and caffeine effects.
Met behulp van functionele MRI, waarmee de hersenactiviteit bij leer- en geheugenprocessen nauwkeurig in kaart kan worden gebracht, laat Elissa Klaassen zien dat de hersenen al op middelbare leeftijd verouderen.
Cognitieve achteruitgang en vergeetachtigheid horen bij het ouder worden. Hoewel we dit vooral bij ouderen waarnemen, begint het verouderingsproces achter de schermen echter (veel) eerder dan we denken. Cognitieve veranderingen bij ouderen van 60+ zijn al veel onderzocht maar bij volwassenen van middelbare leeftijd is dit nog weinig gebeurd. Deze laatste groep zit juist in een levensfase van een piekende carrière, met pittige intellectuele uitdagingen. Hoezo cognitieve achteruitgang?
Wanneer een volwassene van middelbare leeftijd een cognitieve taak uitvoert lijkt er wellicht aan de buitenkant niets opvallends op te merken en ook zijn de prestaties naar verwachting. Toch blijkt dat er onderliggend, op het niveau van neurale netwerken, wel degelijk veranderingen waarneembaar zijn, bijvoorbeeld in de vorm van neuronale compensatie, waarbij er meer hersengebieden worden ingezet om tot dezelfde cognitieve prestatie te komen. Hierbij komt ook cognitieve vermoeidheid om de hoek kijken, wat zichtbaar is in de hersenen.
Deze veranderingen zijn blootgelegd door Elissa Klaassen die op 24 september 2012 op dit onderwerp promoveerde. Met behulp van functionele MRI, onderzocht zij jonge docenten van 25-35 jaar en docenten van middelbare leeftijd van 50-60 jaar oud. Zij bracht hierbij niet alleen neurale bevindingen in kaart, maar ook de cognitieve vermoeidheid die bij volwassenen op middelbare leeftijd eerder intreedt, en het effect dat cafeïnegebruik in de vorm van koffiedrinken daar op heeft.