Zijn er nou wel of geen sekseverschillen in rekenvaardigheden? En zijn jongens ‘gewoon’ beter in wiskunde, of zijn het psychologische of sociale factoren die zorgen dat jongens en meisjes – gemiddeld – verschillen in prestatie. Voor Volgens Bartjens bogen Rosa Martens, Petra Hurks en Jelle Jolles zich over deze vraag. Eerder onderzoek suggeert dat sekseverschillen in basale rekenvaardigheden (optellen, aftrekken, vermenigvuldigingen en delen) bestaan. Zo heeft de grootschalige Trends in Mathematics
and Science Study (TIMSS) in 2011 aangetoond dat Nederlandse meisjes op de basisschool systematisch lager scoren op rekentoetsen dan Nederlandse jongens. Het bestaan van dergelijke sekseverschillen kan belangrijke consequenties hebben voor de onderwijspraktijk. Toch blijft de grote vraag of jongens en meisjes wel echt verschillen in hun biologisch bepaalde potenties, dan wel dat rekenvaardigheden ook erg samenhangen met psychologische en sociale factoren. Wij hebben dat onderzocht, en dr Rosa Martens is op dat onderzoek gepromoveerd. In het tijdschrift ‘Volgens Bartjens’ hebben we de belangrijkste bevindingen samengevat en geven we aanbevelingen voor de onderwijspraktijk. Het artikel kunt u hier downloaden: Martens-Bartjens
Geïnteresseerd in een korte samenvatting van de hoofdbevindingen?
- Sekseverschillen in rekenvaardigheden worden sterk beïnvloed door de leeftijd en het prestatieniveau van de jongens en meisjes die vergeleken worden.
- Meisjes presteren weliswaar slechter dan jongens waar het gaat om hun basale rekenvaardigheden, maar dit geldt niet voor alle meisjes in dezelfde mate.
- Verschillen tussen jongens en meisjes zijn het grootst onder begaafde rekenaars in groep 8 van het basisonderwijs en in het middelbaar onderwijs.
- Onder jongere kinderen en zwakke rekenaars zijn de verschillen verwaarloosbaar.
Kortom, het is belangrijk om verder te kijken dan de gemiddelde jongen en het gemiddelde meisje.
Deze en verwante onderzoeksbevindingen zijn belangrijk voor de praktijk van het rekenonderwijs. In ons artikel in Volgens Bartjens bespreken we daarom mogelijke verklaringen en implicaties voor het rekenonderwijs. Psychologische factoren lijken een grote rol te spelen. Meisjes hebben minder vertrouwen in hun rekenprestaties dan jongens en vinden situaties waarin ze moeten rekenen enger. Hierdoor durven meisjes minder risico’s nemen: ze vertrouwen minder makkelijk op parate kennis dan jongens en kiezen voor veiligere, minder efficiënte oplossingsstrategieën (tellen op vingers, narekenen). Daarom:
- Geef meer aandacht aan sekseverschillen bij het opstellen van rekentoetsen. Houd bijvoorbeeld rekening met het feit dat jongens mogelijk een andere (snellere) voorkeursstrategie gebruiken dan meisjes, wat invloed kan hebben op tijdsgebonden toetsen.
- Houdt rekening met de ‘reken-attitude’ van meisjes. Vergroot hun zelfvertrouwen van meisjes door hen te stimuleren om al op basisschoolleeftijd meer succeservaringen op te laten doen. Daardoor kan de attitude veranderen: ‘rekenen is moeilijk, maar kan ook leuk en uitdagend zijn!
- Heb in de klas aandacht voor cognitieve vaardigheden, zoals geheugen, ruimtelijk inzicht en visueel-ruimtelijke processen, die belangrijk zijn voor het leren rekenen.
Kortom, wij pleiten voor een individuele aanpak, waarin ook psychologische aspecten worden meegenomen in de rekendidactiek. De talentontwikkeling op gebied van rekenen (en wiskunde) bij meisjes én jongens kan er baat bij hebben!
Benieuwd naar ons vervolgonderzoek?
We hebben sterke aanwijzingen dat er natuurlijke verschillen bestaan in het tempo van de neurocognitieve ontwikkeling. Zowel biologische rijping als psychosociale omstandigheden (hulp en sturing door de ouders) zijn daarin belangrijk. Daarnaar doen wij momenteel vervolgonderzoek.
De volledige referentie van het artikel (Martens-Bartjens) is:
Rosa Martens, Petra Hurks & Jelle Jolles (2014). Sekseverschillen in rekenvaardigheden. Feit of fictie? In: Volgens Bartjens 33 (5), pp 9-13