Marleen van Tetering onderzocht voor haar promotieonderzoek duizenden kinderen en jongeren van 8 tot 18 jaar. Zij promoveert op 8 juni 2018 aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Prof. Jelle Jolles (VU) is haar promotor, prof. Renate de Groot (OU) haar copromotor.
Aan het eind van de basisschool zijn er grote verschillen in de schoolprestaties van leerlingen. Jongens doen het minder goed op school dan meisjes. En kinderen met lager opgeleide ouders presteren gemiddeld wat slechter dan kinderen met hoger opgeleide ouders. De vraag is waar dat aan kan liggen. Het grootschalig onderzoek van neuropsychologe Marleen van Tetering wijst erop dat de vaardigheid van ‘zelfregulatie’ een belangrijke rol speelt. Met zelfregulatie worden vaardigheden bedoeld zoals het plannen van schoolwerk en concentreren in de klas. Ook gaat het om het onderdrukken van impulsief gedrag en het kunnen weerstaan van (risicovolle) verleidingen. Zelfregulatie is een neuropsychologische functie die zich ontwikkelt onder invloed van ouders en school.
Uit het onderzoek blijkt dat sekse van invloed is op de ontwikkeling van een goede zelfregulatie. Meisjes van 8 tot 12 jaar lopen hierin voor op jongens. Ook het opleidingsniveau van ouders heeft zo’n invloed. Dit komt waarschijnlijk omdat hoger opgeleide ouders meer mogelijkheden hebben om het kind uit te dagen en te stimuleren om een goede zelfregulatie te ontwikkelen.
Het onderzoek heeft betekenis voor de praktijk. Het leidt tot de aanbeveling om op school én thuis actief te werken aan de ontwikkeling van de zelfregulatie. Een goede zelfregulatie kan helpen om beter zelfinzicht en leermotivatie te ontwikkelen. Daarmee kan het bijdragen aan betere schoolprestaties. Ook suggereert het onderzoek dat een betere zelfregulatie het risico op antisociaal gedrag kan verlagen.
Drie grote onderzoeken met duizenden adolescenten van 8 tot 18 jaar
Van Tetering en haar onderzoeksteam voerden drie zeer grote studies uit. Twee daarvan richtten zich op jonge adolescenten die op school werden onderzocht. Er deden respectievelijk 300 en meer dan 1000 leerlingen mee die een leeftijd hadden van 7 tot 12 jaar. De onderzoekers keken naar individuele verschillen in vaardigheden op het gebied van zelfregulatie. Een belangrijk onderdeel van deze twee studies is dat ouders en leraren de zelfregulatie van de jonge adolescenten beoordeelden. Een opvallende vondst is dat het oordeel van leraren op enkele belangrijke punten verschilt van dat van ouders. Dit is van belang omdat kennelijk ouders en leraren gericht zijn op andere aspecten van leren en gedrag. Als maat voor de leerprestaties van de jonge adolescenten werden de Citoscores gebruikt.
Zelfregulatie bij jongens en meisjes in de midden-adolescentie
Aan een derde studie deden ruim 3000 jongeren van 10 tot 19 jaar mee. In deze studie beoordeelden de adolescenten hun zelfregulatie zelf. Jongens van 13 tot 15 jaar bleken meer moeite te hebben om hun aandacht bij situaties te houden en om hun impulsen te onderdrukken dan meisjes. Bovendien bleek dat (een minder goede) zelfregulatie verband houdt met (een verhoogd risico op deelname aan) antisociaal gedrag. Dit is een belangrijke bevinding aangezien juist in de midden-adolescentie veel problemen ontstaan op het gebied van (onverantwoorde) risico’s nemen, oefenen met drugsgebruik en ook ontwikkeling van delinquent gedrag. Dit deel van de studie is uitgevoerd in samenwerking met het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum WODC van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Ook de resultaten van deze derde studie suggereren dat een actieve sturing of training op het gebied van zelfregulatie van belang kan zijn voor de ontwikkeling en ontplooiing van jeugdigen, zeker wanneer zij nog wat achterlopen in hun ontwikkeling.
Implicaties: het aanpakken van kansenongelijkheid in onderwijs
De resultaten zijn belangrijk voor het aanpakken van de kansenongelijkheid in het onderwijs. Van Tetering: “Ons onderzoek toont aan dat het belangrijk is om in te zetten op de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van zelfregulatie en zelfinzicht en op de ontwikkeling van verwante controlefuncties”. Promotor Jolles voegt toe: “Het onderzoek biedt ook handvatten voor het omgaan met verschillen in de schoolprestaties tussen jongens en meisjes: ook hier gaat het om steun, sturing en gerichte inspiratie. Het is van belang om de kansen van meisjes én van jongens te bevorderen”. Ook geeft het onderzoek steun voor de gerichte stimulering van kinderen met lager opgeleide ouders. Van Tetering: “Jongens en kinderen van lager opgeleide ouders hebben bijvoorbeeld extra aandacht nodig in de vroege en midden adolescentie. Zij lopen juist dan het risico op slechte schoolprestaties en gedragsproblemen, doordat ze achterlopen in zelfregulatie-vaardigheden.” Ouders en leraren spelen een belangrijke rol in het bevorderen van deze ontwikkeling.
Bronnen
Van Tetering, M.A.J. (2018). Determinants of the neuropsychological development of schoolchildren and adolescents: On self-regulation, boy-girl differences and parental education (Doctoral dissertation). Amsterdam: Center for Brain & Learning, Faculty of Behavioural and Movement Sciences, Vrije Universiteit Amsterdam, The Netherlands. ISBN 978-94-6332-350-5.
Het proefschrift is gratis te downloaden via DARE.
Een Nederlandstalige samenvatting vindt u hier, voor de Engelstalige abstract klikt u hier.
Voor meer informatie:
Dr. Marleen van Tetering: m.a.j.van.tetering@vu.nl
Prof. Jelle Jolles: j.jolles@vu.nl