Door: Marthe van der Donk en Jelle Jolles
Centrum Brein & Leren, VU Amsterdam
‘Wat wil die leraar nou eigenlijk?’ ‘Waarom reageerde Anne nou zo gek toen ik dat grapje maakte over haar schoenen?’ ‘Stom dat mama blijft zeuren over het ophangen van mijn jas; what’s the problem?’
De meeste leerkrachten en ouders vragen zich regelmatig af wat er allemaal omgaat in de hoofden van kinderen en wat ze begrijpen van de emoties en bedoelingen van anderen. Sociale en emotionele vaardigheden zijn essentieel om goed te kunnen functioneren in onze samenleving. Hiervoor moet je je eigen emoties kunnen reguleren en succesvolle relaties kunnen onderhouden met anderen. De sociale en emotionele ontwikkeling hangen nauw samen: door je te interesseren in anderen en door je met anderen te verbinden, ontwikkel je jezelf. Sociale situaties zijn vaak complex omdat er veel gebeurt, en de vele zintuigelijke en sociale prikkels moeten worden verwerkt onder tijdsdruk. Sociale vaardigheden zijn daarom sterk afhankelijk van de cognitieve processen die zijn toegespitst op het verwerken van sociaal relevante informatie. Ook is het sociaal functioneren sterk afhankelijk van een adequate verwerking van emoties. Om de emoties te kunnen aanpassen zijn weer andere vaardigheden nodig, zoals zelfinzicht, empathie, zelfregulatie en sociaal gedrag. Een goede afstemming tussen bovengenoemde hoger-cognitieve functies is nodig. Het totaal aan bovengenoemde vaardigheden vormt dan ook de kern van de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Het Centrum Brein & Leren is recentelijk gestart met het beschikbaar maken van zogenaamde wiki’s. Dat zijn webdocumenten die gemakkelijk bewerkt kunnen worden wanneer nieuwe kennis en inzichten beschikbaar komen. Het doel is om wetenschappelijke informatie toegankelijk te maken voor praktijkprofessionals en ouders. In een eerdere wiki werd uitgebreid bericht over het begrip ‘zelfregulatie’. Dat is een van de belangrijke vaardigheden binnen de sociaal-emotionele ontwikkeling. Een andere wiki gaat over impulsregulatie.
De huidige wiki gaat over een andere belangrijke vaardigheid: empathie. Empathie is de basis van tolerantie voor anderen en hun gedrag en acties, voor het mee- en inleven in anderen (ook wel ‘compassie’ genoemd) en van het vermogen om ‘goed’ van ‘fout’ te onderscheiden. Het herkennen van andermans emoties en gedachten, en het waarderen dat er verschillen tussen mensen is de hoeksteen van ons sociale bewustzijn. In deze wiki wordt uitleg gegeven over wat empathie is, hoe het zich ontwikkelt en wat ouders/opvoeders en leerkrachten kunnen doen om het te stimuleren. Commentaar en suggesties worden graag ingewacht; dien deze in via het e-mailadres info@breinplein.nl
Inhoud
1. Definitie
2. De ontwikkeling van empathie
3. Een afwijkende ontwikkeling
4. Rol van opvoeder/ouder
5. Bronnen en aanbevolen literatuur
1. Definitie
Het woord empathie is afgeleid van het Griekse woord empatheia en heeft betrekking op het kunnen invoelen in de ander. Het definiëren van het begrip empathie is niet eenvoudig. Enerzijds omdat de wetenschappelijke literatuur rondom empathie voornamelijk stamt uit het eind van de vorige eeuw en recente onderzoeken schaars zijn. Anderzijds bestaan er veel verschillende definities van empathie. Deze variëren van hele brede tot strikt afgebakende definities. In deze wiki wordt een definitie gehanteerd die gebaseerd is op neuropsychologische inzichten en die goed werkbaar is voor praktijkprofessionals.
Wat is een werkbare definitie van empathie? Empathie is de vaardigheid om in te schatten wat een andere persoon denkt of voelt. Daarnaast gaat het om de vaardigheid zich te kunnen verplaatsen in de ander. Empathie heeft dus betrekking op het kunnen invoelen van de ander en daarmee op het zich een voorstelling kunnen maken van de beleving en bedoelingen van die ander. Het gaat, kortom, om de inschatting van de emoties en intenties van anderen, en om deze mee te kunnen wegen bij de eigen oordelen en beslissingen.
Empathie bestaat grofweg uit twee deelcomponenten: een emotionele en een cognitieve component. Emotionele of affectieve empathie verwijst naar het plaatsvervangend ervaren van de emotionele staat van iemand anders. Cognitieve empathie, wat ook wel ‘theory of mind’ of perspectiefname wordt genoemd, verwijst naar de mogelijkheid om de emoties van anderen te herkennen en een voorstelling te kunnen maken van andermans perspectief. Empathie zorgt ervoor dat we positief gedrag naar anderen kunnen vertonen en het bevordert ook sociale interacties en relaties. Sympathie is een begrip dat nauw gerelateerd is aan empathie maar betekent niet hetzelfde. Sympathie refereert naar gevoelens wanneer men begaan is met het welbevinden van anderen. Er wordt dus wel een beeld gevormd van de emotie van de ander, maar de emotie zelf wordt niet gedeeld zoals dat bij empathie wel het geval is.
Box 1 beschrijft de vaardigheden die van belang zijn voor het kunnen tonen van empathie: zelfinzicht, monitoring en zelfregulatie (Jolles, 2016).
Box 1. Kernelementen van vaardigheden die te maken hebben met empathie
– Zelfinzicht: herkennen en goed benoemen van eigen emoties en gevoelens, herkennen van adequaat en inadequaat gedrag, het overzien van keuzes in hun emotionele betekenis en sociaal perspectief, herkennen van gut feelings (‘onderbuikgevoel’) en impulsieve reacties.
– Monitoring: perspectiefname ‘wat denk die ander ervan en wat is diens bedoeling?’, herkennen van andermans emoties en de achtergrond daarvan, analyseren van de elementen in de sociale omgeving die van belang zijn voor eigen keuzes, expliciteren van sociale regels, normen en waarden die relevant zijn voor te maken keuzes.
– Zelfregulatie en handelen: het beheersen van impulsieve of emotiegedreven handelingen of reacties, het overzien van keuzes in hun emotionele betekenis en sociaal perspectief, het nemen van een rationele beslissing op grond van monitoring en zelfinzicht, en inzicht in consequenties voor een ander.
2. De ontwikkeling van empathie
De ontwikkeling van empathie wordt door verschillende biologische en omgevingsfactoren beïnvloed. Factoren die in verband worden gebracht met de ontwikkeling van empathie zijn onder andere erfelijkheid, en bepaalde hersensystemen die rijpen gedurende de kinder- en tienertijd. Daarnaast gaat het om de zich ontwikkelende persoonlijkheid van het kind, de vaardigheid in het imiteren van gezichtsuitdrukkingen, en allerlei zaken die te maken hebben met opvoeding en met ouder-kindrelaties. Wat betreft de betrokkenheid van het brein: er wordt verondersteld dat verschillende hersensystemen betrokken zijn bij empathie. Er lijkt onder andere een rol weggelegd voor spiegelneuronen in het brein maar ook het limbische systeem, dat betrokken is bij het ervaren van emoties, speelt een belangrijke rol. Ook de prefrontale schors, die een sleutelrol speelt in de informatieverwerking die samenhangt met de executieve functies, is actief bij het verwerken van empathie en gevoelens en oordelen over de ander. Wat betreft de invloed van de zich ontwikkelende persoonlijkheid van het kind is gevonden dat geremde of verlegen peuters op de basisschoolleeftijd als meer empathisch worden gezien. Ook de rol van ouders blijkt een belangrijke rol te spelen bij de ontwikkeling van empathie. Zo wordt bijvoorbeeld verondersteld dat het imiteren van gezichtsuitdrukkingen van de ouder belangrijk is voor het leren hoe anderen iets ervaren of voelen. Er zijn aanwijzingen dat kinderen minder goed in staat zijn om emoties bij anderen te herkennen als ze niet in staat worden gesteld om te oefenen in het imiteren van gezichtsuitdrukkingen.
Ook de opvoedstijl van ouders blijkt belangrijk. Er zijn sterke aanwijzingen dat kinderen meer empathisch zijn wanneer zij ouders hebben die een warme en positieve omgeving creëren voor hun kinderen. Dergelijke ouders staan vaker model voor het sensitief reageren op de behoeftes en emoties van anderen. Zij creëren thuis een sfeer waarin het mogelijk is om te praten over emoties en over elkaars gedrag en intenties. Het feit dat vele verschillende factoren van invloed zijn op de ontwikkeling van empathie, kan ook verklaren dat kinderen en tieners sterk kunnen verschillen in de mate waarin zij empathisch zijn.
Baby’s. Pasgeboren baby’s zijn al in staat om te reageren op emoties van anderen; ze raken bijvoorbeeld van streek wanneer zij andere baby’s horen huilen en zijn ook vanaf 10 weken oud in staat om gezichtsuitdrukkingen van angst, bedroefdheid en verrassing te imiteren. Men zou hier dus al kunnen spreken van een zekere vorm van (emotionele) empathie. Veelal verlopen deze reacties nog buiten het bewustzijn om. Er zijn aanwijzingen dat dit gedrag deels gebaseerd is op het functioneren van de spiegelneuronen in het brein waarvan het bestaan in fundamenteel hersenonderzoek is vastgesteld. Dit en vele andere inzichten uit hersenonderzoek suggereert dat er een biologische aanleg bestaat voor empathie.
Peutertijd. Onderzoek heeft aangetoond dat er vanaf het tweede levensjaar een toename te zien is in de mate waarin kinderen empathie vertonen, voornamelijk tussen de leeftijd van 14 en 20 maanden. Dit wordt bijvoorbeeld gemeten aan de hand van specifieke gezichtsuitdrukkingen (zoals het fronsen van de wenkbrauw) of stemgebruik van de kinderen (bijvoorbeeld kirren) wanneer de moeder zich zichtbaar pijn doet of in andere situaties waarin emoties of gevoelens in het geding kunnen zijn. In deze leeftijdsfase laten kinderen ook een toename zien van aan empathie-gerelateerd gedrag zoals het proberen te begrijpen of de ander pijn heeft (bijvoorbeeld moeder aankijken en ‘auw’ zeggen) als ook het vertonen van pro-sociaal gedrag zoals pogingen doen om de ander gerust te stellen door het geven van speelgoed of het aanbod om een pleister te halen. De ontwikkeling van empathie hangt voor een groot deel samen met de ontwikkeling van andere belangrijke vaardigheden in deze leeftijdsfase zoals het kunnen reguleren van de eigen emoties, het zichzelf kunnen onderscheiden van anderen, het kunnen innemen van het perspectief van anderen, en een verbetering in verbale vaardigheden die nodig zijn om zich uit te drukken.
Kleuter- en kindertijd. Tijdens de kleutertijd en de basisschoolperiode vindt er voornamelijk een belangrijke ontwikkeling plaats op het gebied van cognitieve empathie. Deze ontwikkeling wordt mede mogelijk gemaakt door de snel toenemende taalvaardigheid. Deze is nodig om te kunnen reflecteren op empathisch gedrag. Kinderen in de leeftijd van 4 tot 5 jaar zijn over het algemeen goed in staat om het perspectief van anderen aan te nemen. Dit wordt onderzocht aan de hand van een zogenaamde ‘false-belief-taak’. Hierbij krijgen kinderen een scenario met twee poppen te zien waarbij één van de poppen een object verstopt op een bepaalde locatie (bijvoorbeeld in een doosje) en vervolgens de kamer verlaat. Het tweede poppetje verplaatst vervolgens het object naar een andere locatie. Het eerste poppetje komt dan weer terug in de kamer en er wordt aan het kind gevraagd waar het eerste poppetje zal gaan zoeken naar het object. Als een kind in staat is om zich te verplaatsen in het eerste poppetje, dan zal het antwoorden dat het eerste poppetje op de eerste locatie (in het doosje) zal gaan zoeken. Het kunnen begrijpen van het perspectief van anderen zorgt ervoor dat kinderen helpende effectieve strategieën kunnen inzetten. Als een kind bijvoorbeeld merkt dat een vriend van streek is, dan zorgt zijn cognitieve empathie ervoor dat hij begrijpt dat zijn vriend verdrietig is en getroost moet worden, en zijn emotionele empathie dat het kind gemotiveerd is om de ander te helpen.
Tienertijd. In de tienertijd is er een tweetal hersensystemen die de ontwikkeling bepalen van emotioneel oordelen. Het eerste systeem ontwikkelt zich al vrij vroeg in de adolescentie en heeft betrekking op de structuren in de hersenen die belangrijk zijn voor de executieve functies zoals het logisch denken, plannen en nemen van rationele beslissingen. Het tweede systeem bestaat uit hersen-netwerken die nodig zijn voor het maken van emotionele overwegingen en de emotionele inkleuring van gedrag. In de loop van vele jaren versterken de connecties tussen dit tweede systeem van hersennetwerken en de netwerken van het eerste systeem en – breder – ook de andere complexe netwerken die structuren in de hersenschors en dieper gelegen hersencentra omspannen. Kinderen en de meeste jonge tieners staan nog nauwelijks open voor gevoelens van hun leeftijdsgenoten. Ze staan er nog niet bij stil, en als ze dat wel doen, dan herkennen ze die gevoelens niet als zodanig. De grote problemen rond pestgedrag en cyberbullying waar veel scholen en ouders (en vooral leerlingen) last van hebben, laten zien dat jongens en meisjes zich in de vroege adolescentie nog niet in kunnen leven in de verstrekkende gevolgen die dit gedrag voor de ander kan hebben. ‘Wat denk je Thomas. Die Mirthe, van wie naaktfoto’s op internet zijn gezet door jouw vriend Daan, hoe zou die zich voelen?’ ‘Huh? Hoe kan ik dat nou weten?’.
Box 2 bevat een beschrijving van een onderzoek naar de ontwikkeling van zelf gerapporteerde empathische vaardigheden bij adolescenten.
Box 2. In een recent omvangrijk en longitudinaal onderzoek (Allemand, Steiger en Fend, 2015) is gekeken naar de ontwikkeling van (zelf gerapporteerde) empathie bij tieners in de leeftijd van 12 tot 16 jaar. Voor de groep als geheel werd er over de jaren heen een toename gevonden in empathie. Er werden ook grote individuele verschillen gevonden in de mate van empathie op 12- jarige leeftijd en de mate waarin empathie toenam. De mate van empathie in de adolescentie bleek voorspellend voor de sociale vaardigheden in de volwassenheid. Individuen die als adolescenten hoog scoorden op empathie, lieten ook in de volwassenheid een grotere mate van empathie zien en gebruikten meer constructieve communicatie vaardigheden in conflict situaties binnen relaties. Deze bevindingen benadrukken dat de adolescentie een belangrijke periode is waarin er kansen en mogelijkheden liggen om veel ervaringen op te doen op dit gebied. Deze ervaringen zijn belangrijk voor later: ze leveren zich op voor gebruik in sociale situaties in het latere leven.
Pas later in de tienertijd rijpen de functies rond het inschatten van andermans bedoelingen. Dan pas leert de tiener om de eigen plannen aan te passen, en daarbij ook het perspectief van anderen mee te wegen. Zie box 3 voor onderzoeken die dit onderbouwen.
De sociaal-emotionele ontwikkeling en dus ook de ontwikkeling van empathie is niet een proces dat automatisch – vanuit de biologische rijping – verloopt, in tegenstelling tot de lichamelijke veranderingen die plaatsvinden in de puberteit. Deze ontwikkeling moet actief worden gestimuleerd en daarvoor is de omgeving essentieel. Juist de omgeving van de tiener is, evenals het brein, onderhevig aan grote veranderingen. De jonge tiener maakt de transitie van de basisschool naar de middelbare school. Hierdoor krijgen ze te maken met een nieuwe school, nieuwe leraren, minder structuur, nieuwe vrienden en andere lesstof. De tiener verruimt zijn kennissen- en vriendenkring. Deze zijn essentieel voor het verwerven van sociale kennis en voor het oefenen in sociale vaardigheden. Door de reacties van de peergroup en anderen wordt de tiener attent gemaakt op het eigen gedrag en de eigen verwachtingen en emoties, en deze zorgen voor een vergroting van het zelfinzicht. Deze feedback leidt weer tot het ontwikkelen van een ‘rijker’ gedrag door het betere inzicht in de bedoelingen en emoties van anderen.
Box 3. Onderzoeken naar emotieperceptie en perspectiefname bij adolescenten (The teen years explained, 2009)
Onderzoek heeft aangetoond dat adolescenten een stuk minder goed in staat zijn om andermans emoties en intenties te beoordelen dan volwassenen. De Amerikaanse hersenonderzoekster Yurgelun-Todd onderwierp adolescenten en volwassenen aan fMRI-onderzoek terwijl ze foto’s te zien kregen van gezichten die angst uitdrukten. Alle volwassenen waren in staat om de emoties goed te lezen terwijl slechts de helft van de tieners hiertoe in staat was. De andere helft van de tieners beoordeelden de gezichtsuitdrukking in andere termen: als ‘geschokt’, ‘bedroefd’ of ‘verward’. Bij de beoordeling van emoties gebruikten de tieners ook andere structuren in het brein dan volwassenen, namelijk de temporale schors en niet de prefrontale schors. Dit is een belangrijk onderscheid: het betekent dat zowel lichaamstaal als gezichtsuitdrukking verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden door tieners tót het moment dat de prefrontale schors volledig ontwikkeld is in de vroege volwassenheid.
Ander onderzoek van Sarah-Jayne Blakemore heeft laten zien dat tieners moeite hebben om zich te verplaatsen in de gevoelens van anderen. Veel tieners hebben nog moeite met vragen in het derde-persoons-perspectief zoals ‘Je klasgenoot is niet uitgenodigd voor het feestje van zijn beste vriend. Hoe voelt hij zich daarbij?’. Het kost ze veel meer tijd om die vraag te beantwoorden dan volwassenen.
Late adolescentie en volwassenheid. De toename van empathische vaardigheden zet zich voort in de volwassenheid. Onderzoek (O’Brien, Konrath, Grühn en Hagen, 2013) heeft laten zien dat de mate van zelf gerapporteerde empathie, zowel affectieve als cognitieve empathie, nog toeneemt tot aan de late volwassenheid (tussen de 50 en jaar). Bij gezonde oudere volwassenen neemt deze zelf gerapporteerde empathie weer enigszins af en is daarmee ongeveer gelijk aan de zelf gerapporteerde empathie van jong volwassenen. Er is dus sprake van een omgekeerd U-patroon. Er wordt veronderstelt dat dit patroon samenhangt met leeftijd gerelateerde afnames in biologische en cognitieve functies die het op hun beurt moeilijker maakt om adequate emotionele representaties te vormen.
3. Een afwijkende ontwikkeling
Ondanks dat de cognitieve en emotionele empathie zich over het algemeen parallel ontwikkelen, kan het toch gebeuren dat één van deze twee (of beide) componenten zich minder goed ontwikkelt bij kind of tiener. In dat geval kunnen er problemen ontstaan in het sociale functioneren. Zo blijkt bijvoorbeeld dat cognitieve empathie vaak minder goed ontwikkeld is bij personen met een autisme spectrum stoornis. Zij vinden het moeilijk om het perspectief van anderen in te zien en presteren dus niet goed op zogenoemde ‘false belief’ taken (zie beschrijving kleuter- en kindertijd). Anderzijds heeft onderzoek ook laten zien dat personen met een autisme spectrum stoornis een afwijkende ontwikkeling kunnen tonen op het gebied van emotionele empathie. De zogenaamde ‘alexithymie’ komt vaak voor bij personen met een autisme spectrum stoornis. Deze wordt gekenmerkt door het onvermogen om de eigen emoties accuraat te herkennen en te omschrijven. Dit gaat ook gepaard met het onvermogen om emoties bij anderen adequaat te herkennen. Ook bij andere stoornissen worden afwijkende empathische gedragingen gezien, zoals bij een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een borderline persoonlijkheidsstoornis, schizofrenie, of een norm-overschrijdend-gedragsstoornis (Conduct Disorder). Een verdere bespreking van stoornissen in empathische vaardigheden valt buiten het bereik van deze wiki.
4. Rol van opvoeder/ouder
In paragraaf 2 (de ontwikkeling van empathie) werd al kort genoemd dat onder andere opvoeding en ouder-kind relaties factoren zijn die invloed uitoefenen op de ontwikkeling van empathische vaardigheden. Hieronder volgen een aantal korte aanbevelingen (zie ook Jolles, 2016) die het kind, de tiener en de jongvolwassene helpen om empathie en sociaal gedrag te ontwikkelen:
– Verwoorden: bouw het emotionele vocabulaire van het kind op door gebruik te maken van woorden die emoties, intenties en gevoelens weergeven. Bijvoorbeeld: ‘Je vriend lijkt heel erg boos, bedroefd, aangedaan, terneergeslagen…’. Wijs het kind op non-verbaal gedrag rond gevoelens en bedoelingen van een ander.
– Versterk het zelfinzicht. Leer het kind naar zichzelf kijken en gevoelens en intenties te analyseren en verwoorden.
– Monitoring: leer het kind de emotionele en sociale consequenties herkennen van handeling en gedrag van anderen. Maak het kind attent op ‘scripts’ of ‘scenario’s’: gedrag wat gekenmerkt is door bepaalde emoties of intenties bevat vaak ook andere elementen die kenmerkend zijn. Voorbeeld zijn ‘wegkijken’ of anderszins vermijden van oogcontact, naar de grond kijken, eroverheen praten.
– Voorbeeldfunctie: geef zelf het goede voorbeeld ten aanzien van sociaal gedrag in je gedachten, woorden en handelingen. Bijvoorbeeld ‘Oma klonk een beetje verdrietig aan de telefoon. Laten we even bij haar langs gaan voor een kopje koffie.’
– Leer impulsregulatie/impulscontrole. Leer kinderen dat ze niet direct moeten reageren maar pas na een zekere reflectie. Dit ontwikkelt zich door gerichte sturing van het gedrag van het kind.
– Geef feedback, verwoord situaties en help gedrag in woorden te beschrijven. Laat kinderen reflecteren op: ‘wat je van Lynn en haar gedrag vindt.’ Leer het kind openstaan voor de ander; help om de negatieve consequenties van vooroordelen of onderbuikgevoelens te begrijpen.
– Help bij het inleven: help het kind zich inleven in situaties en personen die met de sociale omgeving of samenleving als geheel te maken hebben, en met de mogelijke consequenties die het heeft ‘om er wat aan te doen’. Bespreek bijvoorbeeld wat het betekent wanneer mensen alles verliezen bij een alles verwoestende storm. Help ze bij het bedenken van acties die de ander kunnen helpen zoals het inzamelen van kleding of opzetten van een crowdfunding.
5. Bronnen en aanbevolen literatuur
Een groot deel van de informatie in huidig document is ontleent aan de eerste bronvermelding. Het document is Engelstalig en vrij online beschikbaar.
1. McDonald, N.M. & Messinger, D.S. (2011). The development of empathy: how, when, and why.
2. Jolles, J. (2016). Het tienerbrein. Over de adolescent tussen biologie en omgeving. Hoofdstuk 15 en 16. Amsterdam: Amsterdam University Press, Midprice editie 21 september 2017, ISBN 867 94 6298 747 0
3. Knafo, A., Zahn-Waxler, C., Van Hulle, C. & Robinson, J.L. (2008). The development origins of a disposition toward empathy: genetic and environmental contributions. Emotion, 8, pp. 737-752.
4. Bird, G. & Cook, R. (2013). Mixed emotions: the contribution of alexithymia to the emotional symptoms of autism. Translational psychiatry, 3.
5. McNeely, C. & Blanchard, J. (2009). The teen years explained. A guide to healthy adolescent development. Center for adolescent health, Johns Hopkins Bloomberg school of public health. ISBN 978-0-615-30246-1.
6. Van Rijn, S. (2016). Emotie en sociale cognitie. Hoofdstuk 8 in: Klinische kinderneuropsychologie. Eds. Swaab, H., Bouma, A., Hendriksen, J. & König, C. (2016). Amsterdam: Boom uitgevers.
7. O’Brein, E., Konrath, S.H., Grühn, D. & Hagen, A.L. (2013). Empathic concern and perspective taking: linear and quadratic effects of age across the adult life span. The journals of gerontology, Series B: Psychological sciences and social sciences, 68 (2), pp. 168-175
8. Allemand, M., Steiger, A.E., & Fend, H.A. (2015). Empathy development in adolescence predicts social competencies in adulthood. Journal of personality, 83, pp. 229-241.