Het is fantastisch zomerweer. Freek en Nina willen van een hoge brug afspringen in het kanaal. Je twijfelt: je vindt het belangrijk dat ze situaties zelf ontdekken maar je weet ook: als ze op hun rug of buik op het water komen, krijgt hun lichaam een enorme opdonder. Je hebt de neiging om het te verbieden, maar wellicht doen ze het dan alsnog, op een moment dat je het niet ziet. Hoe laat je tieners afzien van té risicovol gedrag? Oftewel: hoe laat je tieners nieuwe dingen ervaren op een manier die geen fysiek of mentaal letsel kan opleveren?
Door: Anna Tuenter en Jelle Jolles
Centrum Brein & Leren, VU Amsterdam
Vanuit de neuropsychologische ontwikkeling is het logisch dat de tiener zich niet zomaar iets wil laten vertellen. De tiener is volop aan het ‘verbreinen’: het brein van kind verandert in dat van een volwassene. Experimenteren is onvermijdelijk in dat proces, want de hersenen willen ervaringen vastleggen in hersenverbindingen. Daarmee zorgen ze ervoor dat deze ervaringen op een later moment gebruikt kunnen gaan worden voor gedrag dat op dat moment belangrijk is. De hersenen zijn dus continu aan het evalueren: is deze prikkel nieuw en dus potentieel interessant? Als opvoeder of docent denk je raad te geven die logisch klinkt. Neem dit nou maar van mij aan, zeg je impliciet of expliciet. Voor een tiener klinkt dit advies helemaal niet zo logisch, omdat hij nog niet de ervaring heeft opgedaan om in te zien dat jouw aanbeveling waardevol is en niet alleen een uiting van ouderlijke bemoeizucht.
Deze kritische houding van de tiener is kenmerkend voor de zich ontwikkelende redeneer- en argumenteervaardigheden van de adolescent, en zijn dus deel van een gezonde ontwikkeling. Eigenlijk zegt de tiener: voor ik het geloof, wil ik het zelf ondervinden. Ik wil de gevolgen van mijn keuze met mijn eigen ogen zien en in mijn eigen hersenen verwerken.
Stimuleer de verbeelding
Wat werkt dan wel, als je je zorgen maakt over de gevolgen van het gedrag van je kind, en je deze met hem wil bespreken? Effectiever dan iets verbieden, is een beroep doen op het zich ontwikkelende redeneervermogen van de tiener. De tiener leert niets van een verbod, maar redeneert wel erg graag. Leer hem om de consequenties van zijn handelen ‘voor zich te zien’. Het doorspreken hiervan (het liefst zo beeldend mogelijk) stimuleert zijn vermogen tot ‘verbeelden’ van de risico’s en consequenties van een bepaalde gedraging. Een mentaal beeld van een hypothetische situatie is vaak al genoeg om ook de emoties op te roepen die hiermee gepaard gaan. Om zo’n verbeeldend gesprek aan te gaan, is een vraag die begint met ‘Wat zou er gebeuren als…’, of ‘Stel je voor dat….’ geschikt.
Deze aanpak verschilt aanzienlijk met de manier waarop ouders en docenten vaak gesprekken aangaan, namelijk met praten, en de neiging om consequenties vanuit je eigen oogpunt verbaal en directief te beschrijven. Bovendien kan zo’n gesprek met de tiener ook leuk zijn voor de opvoeder: de tiener is scherp en komt met nieuwe invalshoeken en creatieve nieuwe denkbeelden.
Een pakje boter
Dus, wat te doen met Freek en Nina? Spreek hun verbeelding zo goed mogelijk aan en zorg dat er een beeldende associatie wordt gelegd met wat er zou kúnnen gebeuren. Neem ze bijvoorbeeld mee naar een balkon op de tweede verdieping, dat zich op net zo’n afstand tot de grond bevindt als de brug tot het water. Laat ze zich van tevoren inbeelden: wat zal er gebeuren met dit pakje boter als ik het vanaf deze afstand naar beneden gooi en het plat op de grond komt? Hij stuitert gewoon terug, denken ze. Wat blijkt? Het pakte boter spat uiteen in ontelbare klodders en stukjes die meters ver weg springen. Oké, misschien kunnen ze beter van de kade springen, zegt Freek, en toch maar niet van de brug.
Feestjes en proefwerk plannen
Ook op sociaal gebied kan je de tiener laten verbeelden. Lisa viert binnenkort haar verjaardagsfeestje, en wil alle meisjes uit de klas uitnodigen behalve Puck. Puck is haar jeugdvriendin, maar de meiden hebben laatst onenigheid gehad. Beter dan stellen dat Lisa Puck gewoon moet uitnodigen, kan je als ouder Lisa’s verbeelding stimuleren door haar te laten redeneren vanuit het oogpunt van Puck. Stel je voor dat Puck haar feestje zou geven, en je zou van andere meiden uit de klas horen dat jij als enige niet bent uitgenodigd. En ze gaan nog naar Walibi ook. Stel je je de situatie voor: waar sta je, voel je iets in je lichaam? Wat ga je zeggen? Je kan met Lisa bespreken dat emoties (zoals boosheid) een oordeel kunnen vertroebelen, en dat het belangrijk is om beslissingen te maken als je kalm bent en er een ‘nachtje over hebt geslapen’. Zeker als je beslissing gevolgen kan hebben voor de toekomst. In dit geval: de band met een belangrijke jeugdvriendin.
Zelfs de planning voor een toets heeft baat bij verbeelding. Hoe leer je een tiener inschatten hoeveel tijd het leren kost en wat hij verder nog kan doen om ervoor te zorgen dat hij de toets goed zal maken? Tom wil met zijn vrienden na de avondtraining nog even doorpraten in het clubhuis. Maar morgen heeft hij het eerste uur een proefwerk wiskunde. Geen probleem zegt hij. Hij kent het toch al wel, en neemt als hij thuiskomt van het clubhuis de stof gewoon nog even door. Probeer hem te laten verbeelden hoe dit alles zal verlopen. Laat hem zich voorstellen hoe hij op de fiets, voorovergebogen trappend tegen de wind in, in het donker en waarschijnlijk iets later dan gepland, naar huis fietst om nog voor de toets te moeten leren. Om met kloppend hart van de fietstocht achter zijn bureau te moeten gaan zitten en de samenvatting door te kijken. En hoe zal hij de volgende ochtend op school zitten? Moe, met één hand zijn hoofd ondersteunend, starend naar de opdrachten die hij net niet helemaal begrijpt? En hoe zal hij bij de toets zitten als hij uitgeslapen is, alert is, én de vorige avond goed heeft kunnen leren?
Bronnen
Jolles, J. (2016). Het tienerbrein. Over de adolescent tussen biologie en omgeving. Amsterdam: Amsterdam University Press, ISBN 867 94 6298 747 0. Onlangs is een publieksversie van Het tienerbrein verschenen (€14,99).
Contact
Jelle Jolles, j.jolles@vu.nl
Anna Tuenter, redacteur en docent biologie, j.tuenter@vu.nl
Dit artikel is het derde en laatste deel van de reeks ‘Leer de tiener redeneren’. Deel 1 (Leer de tiener redeneren en argumenteren) en deel 2 (Leer de tiener redeneren over ‘hoe het hoort’) zijn eerder op de website verschenen.