(27 september 2013; Inouk Boerma en Jelle Jolles). Een positief gevoel hebben over je eigen leesvaardigheid is een belangrijke motivatie om te gaan lezen. Maar liefst 76% van de vmbo-leerlingen beschouwt zichzelf echter niet als een goede lezer. Vooral jongens vinden niet dat zij goed kunnen lezen. Dit is zorgwekkend, want een negatief beeld van de eigen leesvaardigheid kan leiden tot minder frequent lezen en slechtere leesprestaties. Dit blijkt uit onderzoek van het Centrum Brein & Leren van de VU in Amsterdam, gepubliceerd in het septembernummer van het tijdschrift Didactief.
Competentiebeleving belangrijk voor het leesgedrag
Neuropsychologisch onderzoek wijst uit dat leerlingen tijdens de vroege adolescentie nog niet goed in staat zijn om over hun eigen vaardigheden, interesses en gedrag te oordelen. Toch kan deze competentiebeleving een belangrijke rol spelen bij het gedrag van leerlingen, bijvoorbeeld bij de keuze om wel of niet te gaan lezen. Een leerling die een positief gevoel heeft over de eigen leescompetenties zal eerder een boek pakken en zich daardoor ook ontwikkelen tot een betere lezer. Een negatieve competentiebeleving op het gebied van lezen is zorgwekkend: op deze manier wordt een negatieve spiraal in gang gezet, waarbij leerlingen steeds minder lezen en zich daardoor minder snel zullen ontwikkelen tot goede lezers.
Over het onderzoek
Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van de verzamelde data in het kader van het onderzoeksprogramma LEERLIJN. Deelnemers aan dit onderzoeksprogramma waren ruim 2000 brugklassers (vmbo tot en met gymnasium) van tien verschillende scholen uit heel Nederland. 40,6% van de leerlingen reageerde op de stelling ‘Ik ben een goede lezer’ met ‘klopt goed’, terwijl 24,5% aangaf zichzelf geen goede lezer te vinden.
Goede en slechte lezers op de verschillende schooltypen
Uit het onderzoek bleek dat de competentiebeleving van brugklassers in de diverse schooltypen verschilde. Zoals verwacht vonden de meeste kinderen die op het gymnasium zitten (60%) zichzelf een goede lezer. Toch geven deze cijfers te denken. Ervan uit gaande dat de sterkste leerlingen op het gymnasium zitten en rekening houdend met het grote belang van een goede tekstverwerking op het gymnasium zou men een groter percentage leerlingen mogen verwachten dat zichzelf een goede lezer vindt. Op het vmbo vond slechts 24% van de brugklassers zichzelf een goede lezer. In alle andere schooltypen dan het gymnasium beschouwde slechts een derde tot een kwart van de leerlingen zichzelf als een goede lezer.
Sekseverschillen in lezen alleen in hogere schooltypen
In de hogere schooltypen (havo, havo/vwo, atheneum en gymnasium) was er sprake van sekseverschillen: significant meer jongens dan meisjes noemden zichzelf geen goede lezer. In de vmbo- en de vmbo/havo-brugklassen bleken jongens en meisjes niet te verschillen in hun competentiebeleving op het gebied van lezen.
Relatie met schoolcijfers voor meisjes op het gymnasium
Alleen op het gymnasium bleek er een relatie te zijn tussen de competentiebeleving van de leerlingen en hun schoolcijfers voor het vak Nederlands. Dit was echter alleen het geval voor meisjes: meisjes die zichzelf een goede lezer vonden, behaalden een hoger cijfer voor Nederlands dan meisjes die zichzelf geen goede lezer vonden.
Wat betekent dit voor de praktijk?
Niet iedere brugklasser heeft al een goed zelfinzicht; dat ontwikkelt zich immers nog gedurende de periode van de adolescentie. Toch kan het beeld dat brugklassers hebben van hun eigen leesvaardigheid wel degelijk een rol spelen bij hun leesgedrag en hun leesprestaties. Het is daarom goed om leerlingen in alle onderwijstypen, maar met name jongens, succeservaringen te laten beleven op het gebied van lezen. Een leerkracht of docent speelt daarbij een belangrijke rol. Hij/zij kan het lezen van boeken aantrekkelijker maken door zelf voor te lezen in de klas of door de leerlingen te helpen een geschikt boek te kiezen. Een positief beeld van lezen, evenals een positief beeld van de eigen leesvaardigheid kan namelijk leiden tot frequenter lezen. Dat bevordert het voorstellingsvermogen, geeft inspiratie en kan de scholier leren om zich in te leven in anderen en om met de ervaringen die in het boek worden beschreven ‘mee te leven’. De kinderboekenschrijver Jacques Vriens zegt het zo: “Op school kun je kinderen nog laten ervaren dat je kunt verdwijnen in een verhaal of meegenomen worden in een boeiende uiteenzetting” (Volkskrant 21 september, mede naar aanleiding van het Didactief artikel). Beter lezen kan helpen bij de ‘persoonlijke groei’ in de adolescentie en daarmee aanzetten tot betere lees- en schoolprestaties.
Boerma, I.E., Mol, S.E., Martens, R. & Jolles, J. (2013). ‘Ik ben (g)een goede lezer’. Didactief, september 2013, 24-25.
Klik hier om het artikel te lezen.
Meer informatie is te verkrijgen bij drs. Inouk Boerma (i.e.boerma@vu.nl) of bij prof. dr. Jelle Jolles (j.jolles@vu.nl). Zie ook www.hersenenenleren.nl