Over concentratie en eindexamenvoorbereiding
Een tiener is een tiener: ook de 16 tot 19-jarige is nog ‘werk in uitvoering’. Hij of zij ontwikkelt zich nog en moet nog veel kennis en ervaringen opdoen. Ook tieners die nu voor hun eindexamen zitten zijn nog lang niet zo ver als een volwassene, ook al denken zij dat soms zelf wel – en al denkt de ouder of leraar dat soms ook! – . Dat vergaren van kennis, maar ook het beter worden in het concentreren en het organiseren van je leer-taken, kost tijd: een heel aantal jaren. Je ziet het bij vrijwel alle scholieren, ze hebben moeite met het structureren van hun eigen leven, hun eigen gedachten. Moeite met het beheersen van een impulsieve reactie, moeite om de aandacht gedurende voldoende tijd gefocust te houden op een boek, op een gesprek, op de leerstof die de leraar naar voren brengt.
Als samenleving kunnen we het beter doen dan we nu doen. We zeggen: ‘Jij als 15-jarige kan goed praten, goed voetballen en je bent slim. Dus dan moet je ook goed kunnen studeren’. Maar het brein is daar nog niet ervaren genoeg voor: voor studeren moet je goed kunnen plannen, helder hebben wat je precies moet leren en welke zaken het meest belangrijk zijn. Tegelijk heb je nog een heel belangrijke extra taak: je moet in staat zijn om prikkels die jou kunnen afleiden weg te houden. Afleidende prikkels van buiten, zoals telefoontjes en whatsapps of je vriendje die op je wacht, maar ook prikkels van binnen: zoals gedachten, piekers en fantasieën.
Structuur
Dat betekent dat ouders/opvoeders en school structuur moet bieden, zowel thuis als op school. Structuur én feedback. Maar thuis is die structuur tegenwoordig juist veel minder aanwezig dan vroeger. Toen kwam je thuis om 15 uur, zat je moeder klaar met thee en een koekje en hielp ze met huiswerk of kwam ze in ieder geval met de vraag ‘is het een idee om nu eens je boeken te pakken?’ (en tegelijk een knipoog te geven). Tegenwoordig moet je het zelf doen, omdat er ook vanuit thuis minder tijd is om steun en ook de broodnodige inspiratie te geven aan de tiener. Dat is minder efficiënt.
Internet en sociale media
Een cruciale factor in het geheel zijn het internet en de sociale media. Deze bieden voordelen, maar ook nadelen. Het internet heeft zo enorm veel zoek-mogelijkheden dat je er ook in kunt verdrinken: de kennis is er in principe te vinden, maar het vereist dat je heel sterk bent in het selecteren. Daarbij moet je vooral niet ingaan op de vele afleidende teksten, banners en dergelijke en dat vergt aandacht en concentratie en het onderdrukken van impulsen. En juist daarin is onze zich ontwikkelende tiener nog niet zo sterk. Het voordeel van het internet is ook het nadeel: de mogelijkheden zijn zo enorm groot dat een jongere er zoek raakt en te veel tijd bezig is om te vinden wat hij zoekt.
Ook de sociale media vereisen een sterke concentratie en het vermogen om afleidende prikkels te blokkeren. Constant komen berichten binnen en ook volwassenen merken dat aan hun eigen concentratie. Het zorgt voor veel meer afleidende prikkels dan 20 jaar geleden. Als het voor een 44-jarige vader moeilijk is om niet iedere tien minuten op een smartphone te kijken, dan is het nog véél moeilijker voor een jongere. Die moet immers nog ervaring krijgen in dat proces van ‘wel aandacht geven aan X, maar niet aan Y en Z’.
Feedback door omgeving
Er is maar één oplossing: de omgeving moet de jongere leren anders met prikkels om te gaan. Concentreren, dat kun je leren. En daarnaast gaat het ook om het richten van de aandacht en het volhouden van de aandacht. Er moet wel een volwassene zijn die jou als tiener feedback geeft en tips & trucs. Zo kan een ouder tegen een kind zeggen: na negen uur gebruik je de smartphone niet meer (en dan natuurlijk ook bespreken waaróm dat is, want de jeugdige heeft wel recht op feedback om inzicht te krijgen over ‘waarom, hoe en wat?’). Een leraar kan zeggen dat alle leerlingen de smartphones even moeten inleveren om nu echt aan het werk te gaan. Dat soort regels helpen en het blijkt dat veel jongeren het heel begrijpelijk vinden; ook hier geldt ‘ga met de jongere in gesprek, gebruik humor, daag hem uit’: je krijgt dan meer voor elkaar.
‘Vrijheid-in-geborgenheid’
Vanuit thuis zijn die structuur, die regels, die duidelijkheid heel belangrijk. De jeugdige heeft wel degelijk structuur, sturing en inspiratie nodig, naast – natuurlijk – emotionele steun. Dat blijkt uit onderzoek van de laatste decennia dat laat zien dat de jongere en zijn brein doorrijpen tot ongeveer het 25e jaar. Ze zijn dus niet ‘klaar’ op het 16e of 18e jaar. Dat verklaart waarom zoveel laat-adolescenten van 16 tot 20 jaar nog zoveel moeite hebben met het organiseren van hun eigen studie en hun eigen leven.
Deze visie druist in tegen de filosofie die al jarenlang nogal populair is, namelijk dat je je kind vooral vrij moet laten: om te exploreren en zelf dingen te ontdekken. Maar die totale vrijheid werkt niet. Je moet je kind wel zelf dingen laten ontdekken, maar ook weten dat de kans groot is dat je kind het niet ontdekt. Dus geef vrijheid-in-geborgenheid. Dan moet je als ouder inspiratie geven, handvatten bieden, routes wijzen. Je kan dan laten zien hoe jij vroeger leerde, hoe je een checklist bijhield. Zo leer je kinderen hoe je moet leren. Let wel: daarmee vertel je hem niet dat hij of zij het hetzelfde moet doen als jij, maar je geeft opties waar hij of zij in zijn eentje niet toe gekomen zou zijn. De volwassene geeft zo de levens- en leerervaringen en eerder opgedane kennis door aan de jongere.
Ouder: van ‘manager’ naar ‘coach’
Veel ouders zitten met hun handen in het haar. Ze zijn heel betrokken bij hun kind, maar weten niet goed hoe ze het moeten aanpakken om ervoor te zorgen dat de kinderen wél goed leren. Ik zie nog vaak dat ouders als ‘manager’ optreden en het profielwerkstuk van het kind grotendeels zelf wel schrijven. Maar je moet juist veel meer als ‘coach’ en ‘mentor’ optreden. Je bent vooral ‘manager’ in de kindertijd en dat is een belangrijke rol. Maar je kunt als ouder ook zelf leren om meer ‘coach’ te worden, en daarna ‘mentor’ en uiteindelijk ‘adviseur’. Ik ben nog steeds adviseur voor mijn kinderen en die zijn ruim volwassen; het mooie is dat zij ook adviseur zijn voor mij, voor de vele dingen die zij beter weten dan ik!
Tiener ontwikkelt inzicht
‘Structuur’ en ‘sturing’ werden een tijd lang beschouwd als ouderwetse woorden; ‘visies uit de vorige eeuw’, maar dat is onterecht. Jeugdigen hebben behoefte aan helderheid en dat kun je geven zonder de taken van je kind over te nemen. De resultaten van het bieden van structuur aan jeugdigen bij het leren zijn heel goed. Dat kan thuis en op school. Mooi is dat verschillende bibliotheken nu programma’s bieden waarvoor leerlingen zich kunnen opgeven voor begeleiding bij het leren. Het is goed om te zien dat tieners voldoende slim zijn om te herkennen dat ze baat hebben bij structuur en begeleiding.
Wat scholieren en studenten nodig hebben om geconcentreerd te kunnen leren
• Rust, structuur
• Goede nachtrust, voldoende eten
• Geen afleidende prikkels: thuis en op eigen kamer is enorm veel afleiding aanwezig. Ook zijn soms de huisgenoten (inclusief ouders) afleidend
• Ouder: zorg voor structuur. Vooral een tijdschema ‘hoe besteed je je dag’
• Inspireer: bied handvatten, wijs routes
• Ouder: help je kind om zijn ‘afleiders’ (prikkels van buiten én van binnen) te herkennen en onder controle te houden
• Ouder en leraar: ga met de jongere in gesprek, gebruik humor, daag hem uit
Lees meer
- Egmond, J. van (2019, 3 mei). Concentreren voor je eindexamen: ‘Velen hebben nooit geleerd hoe dat moet’. RTL Nieuws. Geraadpleegd op https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/4698166/concentreren-voor-je-eindexamen-op-de-middelbare-school-dat
- Jelle Jolles (2017). Het tienerbrein. Over de adolescent tussen biologie en omgeving. Amsterdam University Press. ISBN 9789462987470
- OBA StudyShare. Studeren zonder afleiding. Geraadpleegd op https://www.oba.nl/actueel/studyshare/studyshare–wat-is-dat-.html