Minister Asscher hield kort geleden een toespraak over de gevolgen van de robotisering van de samenleving. Hij noemde in dit verband ook het onderwijs. “Niet alleen schoonmakers en vakkenvullers kunnen binnenkort worden vervangen door robots maar ook vertalers. Ook leraren kunnen goeddeels plaatsmaken voor robots denkt Asscher”. Dit citaat komt uit de column van Aleid Truijens in de Volkskrant van 4 oktober. Haar stuk is sterk geformuleerd en eindigt met een verzuchting die ik in zijn geheel hier opneem.
‘Natuurlijk moet het onderwijs zich aanpassen aan de praktijk. Het heeft geen zin om mensen op te leiden voor verdwenen beroepen, maar het heeft altijd zin hun goed te leren lezen, schrijven en rekenen, anders wordt het niks met dat conceptdenken en complexe communiceren. Welke veranderingen zinvol zijn, daarnaar moet betrouwbaar onderzoek worden gedaan.
Ik vind het onthutsend dat onderwijs voor Asscher niets anders is dan het klaarstomen van werknemers. De belangrijkste taak van onderwijs, in deze en alle volgende eeuwen, is kinderen te leren nadenken over de wereld waarin ze leven. Over feiten en mythen, goed en kwaad, schoonheid en liefde. Zodat ze zich staande houden in een wereld vol oplichters, moraalpredikers en wensdenkers. En zelf geen robots worden” (Aleid Truijens. Onthutsend: onderwijs volgens Asscher. Volkskrant 4 oktober 2014).
De belangrijkste taak van onderwijs, in deze en alle volgende eeuwen, is dus om kinderen zich naar hun talenten te laten ontwikkelen. Alleen een jong-volwassene die zich volledig heeft kunnen ontplooien heeft de cognitieve en sociale vaardigheden, de motivatie, de nieuwsgierigheid, het denkvermogen en de onderneminszin om zich optimaal een positie te kunnen verwerven in onze snel veranderende samenleving. En de leraar blijft daarvan de motor.