De opleidings- en beroepskeuze van jongens en meiden verloopt volgens traditionele patronen en leidt tot typische mannen- en vrouwenberoepen. Dat constateert de Onderwijsraad in het rapport Sekseverschillen in het onderwijs, dat vanochtend is gepubliceerd. De raad pleit ervoor om die verschillen te verkleinen. “Want iedere leerling en student moet de mogelijkheid krijgen om zijn of haar capaciteiten te ontwikkelen en zich vrij te voelen een school- en beroepsloopbaan te kiezen die daarbij past”. Gesteld wordt dat de verschillen tussen jongens en meiden vooral te maken hebben met de manier waarop met hen wordt omgegaan: thuis, op school en in de samenleving.![]() Biologie en omgeving. Ten aanzien van de mogelijke bijdrage van biologische- en omgevingsfactoren Anders omgaan met jongens en met meiden. Ik vind het een uitstekend rapport. Het is overzichtelijk en genuanceerd en behandelt de ontwikkeling over de periode van de basisschool tot in de beroepsloopbaan. In de aanbevelingen wordt gepleit voor het vergroten van het bewustzijn over genderstereotype verwachtingen in het onderwijs en in loopbaanoriëntatie en begeleiding. Dat wil zeggen: anders omgaan met jongens en met meiden. En er wordt aanbevolen om naar de individuele leerling te kijken en niet naar geslacht. In mijn boek Het tienerbrein (2016) en mijn recente boek Leer je kind kennen (juni 2020) kom ik op grond van ons onderzoek over de afgelopen 25 jaar en de literatuur tot het voorstel om onze attitude jegens jongens en meiden te veranderen. In Leer je kind kennen behandel ik in diverse hoofdstukken de overeenkomsten en verschillen in cognitieve- en niet-cognitieve vaardigheden. Subtiele verschillen in neuropsychologische vaardigheden zijn dus belangrijk; ze zijn grotendeels te verklaren door het feit dat de meeste jongens en meiden andere leer- en leefervaringen hebben. En die zijn veranderbaar: door opvoeding en onderwijs. Op grond daarvan stelde ik de volgende aanpak voor: 1. Attitudeverandering. We moeten iets veranderen aan de manier waarop we naar jongens en meisjes kijken. We moeten herkennen: ‘Ja, ze zijn verschillend’ en tegelijkertijd: ‘Ja, ze zijn gelijk’. Bij ‘verschillend’ en ‘gelijk’ gaat het om andere aspecten van cognitief functioneren en gedrag. 2. Inzetten op persoonlijke groei en ontwikkeling. We moeten meisjes stimuleren in die domeinen waarin ze nog wat minder leerervaring hebben. En dat geldt andersom voor jongens. Dat wil zeggen, dat we actief voorwaarden moeten scheppen: jongens trainen in empathie, zelfinzicht en zelfregulatie. En meisjes moeten juist gestimuleerd worden in het ondernemend zijn, in nieuwsgierigheid en ‘wat meer buiten de paden lopen’.
Bron: J. Jolles (2020), Leer je kind kennen. Over ontplooiing, leren, denken en het brein. Uitgeverij Pluim, ISBN 978 94 830 45931 Hoofdstuk 37 en enkele pagina’s van hoofdstuk 36 zijn te downloaden: 200609LKKdocumentDef+CoverHfdst37. Toelichting: hoofdstuk 36 ‘Jongens en meiden’ gaat in op cognitieve en niet-cognitieve overeenkomsten en verschillen. Het waarschuwt voor het gevaar van een sekse-stereotype benadering, zoals waarop in het rapport van de Onderwijsraad (terecht) de nadruk wordt gelegd. In dit hoofdstuk worden ook besproken, de overeenkomsten en verschillen in ‘het bewegen’, ‘het ruimtelijk denken’, ’taalfuncties en sociaal communiceren’, ’taal en schools presteren’, ‘zelfregulatie’ en ‘ondernemend zijn’. Toelichting: hoofdstuk 37 heet ‘Jongens en meiden, de aanpak’. Aanbevelingen worden gegeven voor het omgaan met de verschillen en overeenkomsten tussen jongens en meisjes in het onderwijs en de opvoeding. Gepleit wordt voor een attitudeverandering bij opvoeders, school en leraren, en de samenleving. En er wordt ingegaan op actief ‘voorwaarden scheppen zowel voor jongens als voor meiden’, op speelmateriaal en op de manier waarop we met hen om zouden moeten gaan. Vier gerichte aanbevelingen worden gegeven, die met deze onderwerpen te maken hebben. |