In het zomernummer van Gifted (2017) verscheen een stuk over talent en begaafdheid bezien vanuit de neuropsychologie. Marrigje de Bok was de auteur en zij ondervroeg me in dit stuk over hoogbegaafdheid. Ik gebruik zelf de term ‘hoogbegaafd’ liever niet. Ik vind ‘hoogpresterenden’ een beter woord. Omdat een kind dat op een bepaald moment hoog presteert op cognitief niveau juist wat kan achterlopen in de fysieke en emotioneel-sociale ontwikkeling. En andersom geldt het ook: een jongere die nog erg speels is en matige cijfers haalt kan later een sprintje trekken en tien jaar later uitstekend presteren. De aanleiding van het interview was mijn boek ‘Het tienerbrein’ uit november 2016. Daarin ga ik vanuit neuropsychologische inzichten in op de ontwikkeling van tieners en de rol van de omgeving in de praktijk. Ik pleit voor een brede ontwikkeling van jongeren. Daarvoor is steun, sturing en inspiratie nodig van opvoeders en leraren. Ook voor hoogpresterende kinderen. Hieronder volgt een bespreking van het artikel. Het hele interview is hier te downloaden.
Door: Rachelle Meijer en Jelle Jolles
Centrum Brein & Leren, VU Amsterdam
Bij kinderen die op een bepaald moment in hun ontwikkeling hoog presteren moet je toch meenemen dat ze nog in ontwikkeling zijn. Ook kan een kind dat op zijn 9e helemaal niet als hoogpresterend wordt gezien, zich uiteindelijk ontpoppen tot de snelste vlinder en feitelijk veel intelligenter worden dan een kind dat op zijn 9e voorloopt in de cognitieve ontwikkeling.
Hoogbegaafde kinderen, ik spreek liever van hoogpresterende kinderen. Het woord hoogbegaafd lijkt te gaan om de aanleg, terwijl de hoge prestatie ook te maken kan hebben met de stimulans uit de omgeving, het aanbod en de kansen die het kind krijgt. Het verschil tussen je existentie, je persoon enerzijds en hoe je nu functioneert maakt dat het gevaarlijk is hoogbegaafdheid als label aan een persoon toe te kennen.
“Praat liever over een hoogpresterend kind dan over een hoogbegaafd kind” – Jelle Jolles
Betere hersenen
Er zijn geen aanwijzingen dat kinderen die op bepaalde vaardigheidsgebieden hoog presteren, ook betere hersenen hebben. Het is hoogstens zo, dat bepaalde hersendelen wat eerder rijpen. Maar daar kan tegenover staan dat andere hersendelen juist langzamer rijpen. En dat kan zich erin uiten dat kinderen die in bepaalde opzichten hoog presteren juist achterlopen (of: niet meer dan gemiddeld zijn) in andere opzichten.
Brede ontwikkeling
Het is fijn dat een hoogpresterend kind voorloopt in bepaalde functies en vaardigheden, daar kan het veel voordeel van hebben. Maar ik benadruk ervoor te zorgen dat de andere vaardigheden en dus de samenwerking tussen de vele andere (hersen)gebieden ook tot ontwikkeling komen. Bij hoogpresterende jongeren (in het bijzonder in de kindertijd en eerste deel van de tienertijd) zouden we extra moeten opletten of ze zich over de hele linie goed ontwikkelen en zouden we extra aandacht kunnen besteden aan de gehele ontwikkeling. Een hoogpresterend kind heeft anders een risico op een vrij eenzijdige ontwikkeling. Dat maakt hun kwetsbaar, ze worden vaker gepest, en door minder goede sociale vaardigheden komen ze minder ver met hun goede cognitief presteren. Tegelijkertijd moeten we aandacht hebben voor kinderen en tieners die zich breder ontwikkelen en waarbij de creativiteit of ‘begaafdheid’ zich pas veel later openbaart.
“Zet in op brede ontwikkeling” – Jelle Jolles
‘Werk in uitvoering’
Door hoogpresterenden, als alle tieners, te beschouwen als ‘werk in uitvoering’ kunnen we de kennis en de inzichten die we nu hebben over het tienerbrein, inzetten bij de begeleiding van hoogpresterende kinderen. Het is belangrijk te weten en te erkennen dat voor alle kinderen geldt dat ze zich alleen goed ontplooien als we aandacht hebben voor én cognitie én fysiek én sociaal én emotioneel functioneren. Die vier domeinen horen bij elkaar, en voor de ontplooiing van de tiener is het essentieel dat al die domeinen zich even goed ontwikkelen. Daarbij geldt dat ouders en leraren allebei even belangrijk zijn als het gaat om de begeleiding van de ontwikkeling van tieners, en dan vooral in de samenwerking leraar-opvoeder; ze kunnen wat aan elkaar hebben.
Steun, sturing en inspiratie
De omgeving van een kind, ook van een hoogpresterend kind, wil ik het volgende meegeven: creëer een stimulerende leeromgeving, stimuleer de natuurlijke nieuwsgierigheid, wijs de routes, laat ze veel ervaringen opdoen en inspireer het kind juist op de gebieden waar het kind nog niet in excelleert. Door een mens in zijn hele jeugd zo veel mogelijk vaardigheden te laten opdoen, krijgt het een bredere neuropsychologische ontwikkeling. Die helpt de jongere en uiteindelijk de bijna-volwassene om meer andere routes te kunnen vinden. En voor de relatief jonge hoogpresteerder geldt: vooral breed laten ontwikkelen.
Bron
Marrigje de Bok (2017). Brandstof voor de motor van talentontwikkeling. Gifted, zomernummer, verschenen op 21 juni 2017, p. 32-34.
Meer weten?
Zie ook het boek Het tienerbrein (november 2016, uitgeverij AUP). Het boek is inmiddels uitgegroeid tot een bestseller voor onderwijs- en opvoedprofessionals, met kennis en handvatten om de tiener beter te begrijpen.
Contact
Jelle Jolles, j.jolles@vu.nl
Rachelle Meijer, redacteur en communicatiespecialist, r2.meijer@vu.nl