De omgeving bepaalt of de tiener optimaal tot ontplooiing komt, nog meer dan de biologische aanleg. Opvoeders kunnen hun kind hiervoor de juiste routes wijzen en richting geven. Gedachten hiervoor zijn beschreven door Anke Scheenen die me hierover heeft geïnterviewd voor het vakblad Kind en adolescent in de praktijk, naar aanleiding van mijn boek ‘Het tienerbrein’. “De tienertijd is vooral een periode van kansen en mogelijkheden; en beslist niet alleen een tijd van kommer en kwel, risico’s en bedreigingen.” Hieronder volgt een bespreking van het artikel. Het hele artikel is hier te downloaden.
Door: Anna Tuenter en Jelle Jolles
Centrum Brein & Leren, VU Amsterdam
De hersenontwikkeling van de tiener wordt vooral bepaald door de genen, en zal grotendeels dus wel vastliggen. Deze gedachte leeft nog altijd bij veel opvoeders en docenten, maar is inmiddels achterhaald. “Natuurlijk zijn de hersenen belangrijk voor de ontwikkeling van de adolescent, maar het is slechts een biologische blauwdruk. We weten nu: de omgeving bepaalt wat er met deze blauwdruk gebeurt.” Dat is een positief inzicht: het biedt opvoeders en docenten vele mogelijkheden om tieners de juiste steun, sturing en inspiratie te geven voor een optimale ontplooiing. Aanbevelingen hierover zijn te vinden in het boek Het tienerbrein.
Een sociaal brein
De adolescentie is echt een tussenperiode tussen kindertijd en volwassenheid, en het tienerbrein is dan ook bezig om die kloof te dichten. “Het brein van een jonger kind is gericht op ervaringen opdoen en de kennis verkrijgen die nodig is om zichzelf te redden. Kinderen leren ook over sociale relaties, maar vooral binnen de context van het gezin en familie. De tiener doet ervaringen op in een veel bredere sociale groep, denk aan school, sportclub of gewoon ‘hangen op het plein’. Het tienerbrein is dus vooral een sociaal brein en gericht op de sociale omgeving om daar kennis en ervaringen uit te halen.” Tegelijkertijd heeft de tiener zijn relatief beschermende thuisomgeving nog nodig. “Er zijn namelijk ook vormen van groepsdruk die niet productief of zelfs slecht zijn voor de adolescent. De volwassene kan de tiener hierin begeleiden en zich laten ontplooien, want hij heeft zelf in principe alle ervaringen verworven die nodig zijn om zelfstandig te kunnen functioneren.” Het is dus echt verkeerdom de tiener zelf de regie te laten voeren over zijn eigen ontwikkeling. Twee voorbeelden van sturing en inspiratie waar elke opvoeder iets aan heeft.
Vier soorten planning
Ten eerste is sturing van buitenaf zeer welkom bij het leren plannen. Deze vaardigheid komt de tiener niet natuurlijk aanwaaien, stelt Jolles, ook voor deze functie heeft hij kennis en ervaring nodig. “Er zijn vier soorten planning, van de zeer korte termijn tot de zeer lange termijn. Alleen de meest simpele vorm van leertaakplanning wordt op school geoefend: wat moet ik voor morgen doen, welke proefwerken heb ik deze week, hoeveel tijd kosten deze om te leren en wanneer kan ik hiervoor studeren?” Maar dat is maar een fractie van wat de tiener moet kunnen, zegt Jolles. “Je moet namelijk ook elke dag je dagactiviteiten prioriteren. De tiener moet afwegen: als ik morgen na school met Joost meega, moet ik voor het eten mijn kamer opruimen (anders krijg ik ruzie met m’n ouders), en als ik na het eten nog wil voetballen met vrienden, dan is het handig als ik daarvoor al die opdracht voor natuurkunde afheb.” Nog veel ingewikkelder is de derde vorm: geen simpele dagactiviteiten in elkaar passen, maar plannen ‘wat je wil bereiken’. Als ik dit weekend met mijn vriendenclub in het huisje van de ouders van Petra wil zitten, wat moet dan geregeld worden, hoe ver van tevoren? Uiteindelijk zal de tiener ook moeten nadenken over zijn ‘levensloop’: als ik dit profiel kies, wat betekent dit dan voor mijn studiekeuze en latere carrière?
Galerijflat of tuin
De leeromgeving kan naast steun, sturing en structuur ook inspiratie bieden. “In het boek bespreek ik het belang van de persoonlijke leeromgeving van kinderen. Daarmee bedoel ik niet alleen de school, maar ook de leefomgeving thuis. Als je ouders hebt die voorlezen, die een gevarieerde boekenkast hebben en een spelletjeskast, dat maakt enorm veel uit. Dat vormt een contrast met ouders die bij voorbeeld niet of slecht Nederlands spreken, en die geen leesboeken in huis hebben. Een huis met een tuintje voor en een pleintje achter, is anders dan een galerijflat op tien hoog. De leer- en leefomgeving maakt iemand tot een ander mens, een ander kind. Dat is een nieuw inzicht. Hét tienerbrein bestaat dan ook niet. Iedereen heeft een uniek brein dat mede is ontstaan door een geheel eigen samenstelling van genetische mogelijkheden met de risicofactoren en beschermende factoren in de omgeving. Ik durf te stellen dat jeugdigen die hun executieve functies onvoldoende kunnen trainen– naast planning vooral zelfinzicht, zelfregulatie, het omgaan met impulsen en overzien van consequenties –, het minder ver schoppen in het leven. Daarom zijn ouders en leraren zo enorm belangrijk. Zij moeten de voorwaarden scheppen voor die ontwikkeling op zo’n manier dat ook de executieve functies worden getraind. ”
Tips om steun, sturing en inspiratie te geven
“De tienertijd is niet alleen een tijd van kommer en kwel, risico’s en bedreigingen, maar ook een van kansen en mogelijkheden,” concludeert Jolles. Het is dus belangrijk dat opvoeders de tiener de gelegenheid geven om vooral veel ervaringen op te doen, en hem tegelijkertijd routes te wijzen en richting geven. En dat zonder die tiener alsmaar te corrigeren. Hoe doe je dat? Enkele belangrijke tips uit het boek Het Tienerbrein:
Tip 1: Praat met je tiener, zo scherp je de denk- en redeneervaardigheden. Dat is het allerbeste wat je met je kind kunt doen.”
Tip 2: Leer kinderen ‘mentaliseren’. Leer een kind om zich een mentale voorstelling te maken en stimuleer de fantasie. Zo leert hij voorzien wat de consequenties van zijn handelingen kunnen zijn. Het is om het even uit welke laag van de samenleving je komt. Je hoeft er niet voor gestudeerd te hebben om met je kind te kunnen praten.
Tip 3: Stimuleer kinderen om veel en brede ervaring op te doen, of je nou opvoeder, leerkracht, opa of de buurvrouw bent. Zo leer je als tiener meer over jezelf en ontwikkel je je eigen voorkeuren. Positieve ervaringen, maar ook wel negatieve. Foutjes maken hoort er nou eenmaal bij. Je moet bijvoorbeeld een blauwtje durven lopen. Dat blauwtje zorgt ervoor dat het een volgende keer beter zal gaan. Daag je tiener ook uit, plaag en stimuleer dat hij jou plaagt.
Bron
Anke Scheeren (2017). De tienertijd is een tijd van kansen en mogelijkheden. Interview met Jelle Jolles. Kind en adolescent in de praktijk, (1) maart 2017, p. 31 – 35. DOI: 10.1007/s12454-017-0007-9