Er woedt al jaren een fel debat over de vraag óf er cognitieve verschillen zijn tussen jongens en meisjes, en waar die aan te wijten zijn. Intussen weten we dat die verschillen er inderdaad zijn, en dat culturele en sociale factoren daarvoor bepalend zijn, maar ook de biologie. We kunnen het functioneren en cognitief presteren van jongens en meisjes beter begrijpen als we beseffen dat ze nog in ontwikkeling zijn. Elementaire en complexer neuropsychologische vaardigheden ontwikkelen zich in de loop van kindertijd en adolescentie. Ook leermotivatie en studieprestaties veranderen mee met de ontwikkeling van zelfinzicht (als de leerling beter begrijpt wat het doel is van de leerstof wordt ook de motivatie beter). Ik schreef er uitgebreid over in het boek Het tienerbrein: in de hoofdstukken 20 t/m 23, met ook een achttal aanbevelingen voor opvoeding en onderwijs.
Dat het onderwerp van jongens-meisjes verschillen nog steeds (en steeds meer) een hot topic is, blijkt uit de regelmaat waarmee het onderwerp in de media verschijnt. En er worden ook studiedagen over het onderwerp georganiseerd. Het landelijke congres ‘Jongens in het Primair Onderwijs’ op 14 november is daar een voorbeeld van.
In de weekendeditie van het Belgische dagblad De Morgen (21 juli) heeft Eline Delrue diverse (ervarings)deskundigen over dit thema geïnterviewd. Ze probeert antwoord te vinden op de vraag hoe het toch kan dat jongens over het algemeen minder goed lijken te presteren op school en daardoor zelfs een leerachterstand oplopen. Hieronder leest u een gedeelte van mijn bijdrage aan het interview. Daarin heb ik enkele quotes opgenomen van collegae die ook in het interview aan het woord gelaten zijn. Lees ook https://www.demorgen.be/binnenland/waarom-uw-zoon-het-moeilijker-heeft-in-de-klas-dan-uw-dochter-b78467b9/
Geef jongens meer feedback
Jongens worden over het algemeen meer gecorrigeerd en het lastige is dat die correctie in vele gevallen niet helpt. Veel leerkrachten proberen vooral de orde te handhaven. De leerling heeft echter baat bij feedback om zijn gedrag te veranderen. Hij moet eerst beseffen waaróm zijn gedrag zo storend is. Precies op dat vlak zijn meisjes over het algemeen een stapje voor. Meisjes hebben al op wat vroegere leeftijd wat zelfinzicht. Ze zijn ook beter in staat om de intenties van anderen te herkennen, en schatten beter in wat er van hen wordt verwacht. Dat geeft hen een voorsprong in sociaal gedrag, en ook kunnen ze de leerkracht makkelijker ‘bespelen’. Socioloog Mieke Van Houtte (UGent) benoemt in dit kader het ‘hokjesdenken’ als eerste verklaring voor de leerachterstand: “Leerkrachten moeten genderbewust worden. Ze moeten zich ervan bewust zijn dat ze hun leerlingen soms anders benaderen naargelang hun geslacht. Of ze hebben, op basis van het geslacht, verschillende verwachtingen.”
Hersenen én omgeving
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat meisjes ook meer zelfdiscipline hebben en een betere vaardigheid in ‘zelfregulatie’. Dat heeft te maken met dat eerdergenoemde zelfinzicht. En dat is net zoals zelfregulatie, impulsremming en planning een van de ‘executieve functies’. Dat zijn functies gebaseerd op de rijping van hersenstructuren en de op- en uitbouw van bepaalde hersencircuits. Dat proces loopt door tot ruim in de volwassenheid.
Bij baby’s zijn die functies – en de netwerken die ervoor nodig zijn – nog maar heel rudimentair. Ze hebben de potentie om over de jaren uit te groeien tot een complexe vaardigheid. Belangrijk is dat het de omgeving blijkt te zijn – ouders, school – die de functies mee tot expressie laat komen. De omgeving zorgt daarvoor door het geven van feedback. Niet alleen de hersenen spelen dus een rol, maar de omgeving is (minstens) even belangrijk.
Ouders of leerkrachten die gewoon wachten tot die vaardigheden zich spontaan uit het brein gaan ontwikkelen, kunnen dus lang wachten: dat gebeurt niet. Wel hebben jongens meer dan meisjes hier feedback voor nodig. Zij zijn ook minder taalvaardig of gebruiken taal voor een ander type interactie en communicatie dan meisjes dat doen. Daarom heeft het niet veel zin om hen alleen via taal tot ander gedrag of impulsremming te brengen. Op eenzelfde manier doen we jongens te kort als we zeggen dat zij niet kunnen samenwerken. Want kijk eens naar hoe ze samen een hut weten te bouwen, en nieuwe spelregels bedenken voor verstoppertje op het pleintje: jongens zijn goed daartoe in staat maar communiceren in die fase van hun leven wat anders dan meisjes. Het is van belang om ons te realiseren dat de manier waarop we leerlingen op school laten samenwerken sterk bepaald wordt door taal. Dat is waar meisjes beter in zijn op dat moment. We moeten daarom jongens de kans geven daar ook in te groeien.
Behoefte aan actie en beweging
Daarbij komt dat jongens ook beweeglijker zijn. Ze zijn motorisch onrustig omdat hun lichaam – hun spieren en skelet – in ontwikkeling is. Daarom moeten ze ervaring opbouwen in het bewegen, in het gebruik van hun lichaam. De hersenen geven daartoe de opdracht, en het is daarom voor jongens vrij lastig om echt lang stil te zitten als leraar of ouder daarom vraagt. Juist ook die behoefte aan actie duidt erop dat hun lichaam nog een ‘werk in uitvoering’ is.
“Herkenbaar”, aldus wiskundeleraar Siep de Haan, verbonden aan het Bonifatius College in Utrecht. “Ik doe wel eens een aantal gekke gymnastiekoefeningen of een dansje met de klas. Dat hoeft helemaal niet lang te duren. Een minuut helpt al veel. En dan opnieuw een vraagstuk oplossen. Dat doet wonderen.” En ook Jan, leraar Nederlands en Engels in het technisch en beroepsonderwijs, herinnert zich een mooi voorbeeld van een leerling: “Een toffe kerel, goeie leerling ook. Alleen: hij kon geen minuut stilzitten. Hij liep constant over en weer, barstte van de energie. Stel dat je zo’n jongen de hele tijd vermaant: ‘Zet u neer, zit stil’, dan werkt dat alleen maar contraproductief, dan krijg je daar niks van gedaan. Dus stuurde ik hem af en toe om kopieën, zodat hij eens kon luchten. Of ik gaf hem deadlines voor taken. Dat vond hij veel uitdagender en hij speelde het ook telkens weer klaar.”
Wat ook kan helpen is om (ongemerkt) een competitief element in de klas in te voeren, aldus wiskundeleraar Siep de Haan. Leraar Jan past dit toe dit via een quiz: “Dan doen we oefeningen als: ‘moet je hier een ‘simple past’ of een ‘present perfect’ invullen?’. Op het bord verschijnt de opgave, met vier mogelijke antwoorden. Op hun smartphone duiden ze dan zo snel mogelijk het juiste antwoord aan. Na elke vraag zien ze meteen een ranking van de hele klas. Daar gaan ze helemaal in op. Het is zeker iets wat ook bij meisjes werkt, maar bij jongens is het een nog krachtiger instrument. Zij laten zich volledig meesleuren in dat wedstrijdgebeuren. Ondertussen vergeten ze dat we de leerstof, die er nog niet goed in zat, aan het herhalen zijn.”
Gerichte inzet op persoonlijke groei bij jongens én meisjes
Kortom: de (meeste) jongens en de (meeste) meisjes ontwikkelen zich volgens een iets ander tijdpad en verschillende dynamiek. Dat betekent dat ze op een bepaald moment in hun ontwikkeling heel verschillend kunnen zijn. Dat betekent echter niet dat die verschillen in steen gebeiteld zijn, integendeel. Jongens en meisjes hebben op de overgrote meerderheid van cognitieve domeinen eenzelfde groeipotentie.Laten we vooral erkennen dat de maatschappelijke betekenis (van het bestaan van verschillen in vaardigheden en gedrag bij jongens en meisjes) juist positief kan zijn.
Er kan veel gerichter dan nu worden ingezet op de persoonlijke groei en talentontwikkeling van jongens én van meisjes. Meisjes kunnen worden gestimuleerd in ontwikkeling op gebieden waarin jongens wat beter zijn (zoals het ondernemend zijn, ruimtelijk denken). En vice versa geldt dat voor jongens: stimuleer ze in taalvaardigheden en communicatie alsmede empathie en zelfinzicht. Dit vergt een actieve inzet van opvoeders en leraren: stimuleer jeugdigen om meer en breder ervaring op te doen en versterk daarmee de ontwikkeling van de executieve functies. Dit leidt principieel tot de persoonlijke groei die zichtbaar is in grotere leermotivatie en betere studieprestaties. Voor zowel jongens, als meisjes.
Bronnen
- Eline Delrue (2018). Waarom uw zoon het moeilijker heeft in de klas dan uw dochter. Artikel gepubliceerd in De Morgen op 21 juli 2018.
- Jelle Jolles (2016, 2017). Het tienerbrein. Over de adolescent tussen biologie en omgeving. Amsterdam University Press. ISBN 9789462987470
- Lauk Woltring (2018). Jongens wel/niet op achterstand in het PO? Blog gepubliceerdop 22 juni 2018 op de website van blogcollectief onderzoek onderwijs.