NRC-columnist Japke Bouma vroeg mij onlangs om input voor een van haar columns waarin zij de verschillen tussen mannen en vrouwen onderzoekt. Ze is met name benieuwd wie er beter kunnen kaartlezen: mannen of vrouwen. In mijn toelichting op het antwoord ga ik in op de verschillen tussen jongens en meisjes en het feit dat de ruimtelijke vaardigheden, waar het hier om gaat, wel degelijk bij zowel jongens als meisjes kunnen worden ontwikkeld.
Er zijn wel verschillen in aanleg voor ruimtelijke vaardigheden en taal. Het is echter de ervaring die het kind opdoet die bepaalt hoe goed hij of zij wordt in het ruimtelijk denken en oriënteren. Jongetjes zijn gewoonlijk al vroeg in het leven wat meer motorisch actief. Ze zijn meer geneigd om te exploreren, om de buurt te verkennen. Ze worden daardoor beter in oriëntatie en uiteindelijk ook in het lezen van de kaart, in het herkennen van noord en zuid en stellen sneller vast ‘waar ben ik ongeveer?’. Dus als onderzoek laat zien dat jongens beter zijn in ruimtelijke vaardigheden komt dat vooral door de ervaring die ze eerder hebben opgedaan en niet aan het feit ‘dat ze een jongetje zijn’. Dat betekent nogal wat: de omgeving – dus opvoeder, leraar, coach – kan deze vaardigheden bij jongens en meisjes actief stimuleren en daarmee de jeugdige laten ontplooien. Jongens EN meisjes!
De column van Bouma is vandaag verschenen en leest u hier (NRC, 14/09).
Bronnen
- Bouma, J. (2018). Mannen kunnen niet kaartlezen. NRC. Geraadpleegd van https://www.nrc.nl/nieuws/2018/09/13/mannen-kunnen-niet-kaartlezen-a1616422
- Jelle Jolles (2016, 2017). Het tienerbrein. Over de adolescent tussen biologie en omgeving. Amsterdam University Press. ISBN 9789462987470. Hoofdstukken 20 t/m 23gaan specifiek over jongens-meisjes verschillen.