Op donderdag 8 februari spreek ik voor The School of Life in Amsterdam in een seminar over het Tienerbrein. Het gaat over 8-20 jarigen: de pre-adolescent, de tiener en de bijna-volwassene. Over die leuke, lastige, luie, creatieve tiener en over coachen en inspireren; ik heb het over schools presteren en over ADHD; over sturen, steun en feedback.
Interessant is dat heel veel volwassenen vergeten zijn hoe ze zelf waren als tiener. En het onbegrip tussen volwassenen en tieners is van alle tijden. Al op kleitabletten uit Mesopotamië van 4000 jaar geleden staan dezelfde vertwijfelde uitspraken van volwassenen. Uitspraken die we nu ook nog gebruiken. De vraag is daarom: ‘wat weten nu eigenlijk over de tiener?’. Wat we weten? Veel! Er is op dit moment veel meer bekend door recente kennis en inzichten uit de neuropsychologie, maar ook vanuit hersenonderzoek en uit andere disciplines. Hieronder volgt een voorproefje van wat u tijdens de lezing op 8 februari kan verwachten. Kernvragen en antwoorden daarop van en voor ouders, opvoeders en leraren (en anderen die geïnteresseerd zijn in de jonge mensen die over 20 jaar leiding zullen geven aan onze samenleving).
Wat is de kernboodschap als het om De Tiener en het Tienerbrein gaat?
“De kernboodschap is dat de tienertijd een tijd is van kansen en mogelijkheden. Het gaat niet alleen om kommer en kwel of om risico’s en bedreigingen. Daarnaast is de omgeving, in brede zin, essentieel voor de tiener. De omgeving schept de voorwaarden waarbinnen hij zich het beste kan ontplooien. Daarvoor zijn steun, sturing en inspiratie nodig. En veel structuur. Daarmee wil ik overigens niet zeggen dat opvoeders en leraren hun tiener de les moeten lezen, maar het is wel belangrijk dat zij de routes wijzen, richting geven en vooral de tiener gelegenheid geven om veel ervaringen op te doen. Daarnaast is praten met je tiener belangrijk. Zo scherp je de denk- en redeneervaardigheden. Dat is het allerbeste wat je met de jeugdige kunt doen.”
We behandelen tieners vaak als volwassenen terwijl ze nog niet volgroeid zijn. Verwachten we dan teveel van tieners? Zijn onze eisen te hoog?
“Ja. Tieners hebben nog maar een fractie van de kennis en ervaringen die ze nodig hebben om zich een weg te vinden in de wereld van de volwassenen. In het onderwijs, maar ook thuis is een idee gegroeid van ‘zelfsturend leren’; dus de tiener moet het zelf opzoeken. Mijn visie – gebaseerd op neuropsychologische wetenschap – is dat dat niet kan. Een metafoor die ik graag gebruik: de tiener is te beschouwen als rups. Hij gaat zich ontwikkelen tot prachtige vlinder. Maar als je hem oppakt en in de lucht gooit en zegt ‘vlieg!’. Wat zou er dan gebeuren:?
Ouders en leraren moeten meer feedback geven, meer support en ook meer sturing.”
Wat zou het leven van opvoeder of docent kunnen vergemakkelijken?
“Realiseer je dat de tiener net zoveel moeite heeft met de wereld van de volwassenen als dat omgekeerd geldt. Eigenlijk heeft hij het nog moeilijker; er komt veel stress voor onder jongeren, ze hebben zorgen, ze weten onvoldoende waar het heen moet. Daarom staan jongeren wel degelijk open voor steun en coaching. Het leven van de opvoeder of coach wordt wel een stuk makkelijker als je je realiseert dat je jongere wel MOET rebelleren, eigenwijs is, nieuwe dingen aanpakt en niet de route van de volwassenen kiest. Dat zit ingebakken in de tienertijd. Als je je dat realiseert dan is er al heel veel gebeurd, omdat je als volwassene met meer interesse en ook vertedering kunt kijken naar je tiener. Vertedering omdat hij eigenlijk zo zijn best doet. Ga de interactie met je kind aan en doe dat ALTIJD met respect. Zorg dat je je niet opstelt als degene die gelijk heeft. Want dat is het gelijk van de volwassene. Een discussie met je tiener aangaan heeft geen zin; die win je. Maar je verliest hem ook omdat je het contact kwijt raakt. Kortom, investeer in een zo gelijkwaardig mogelijke relatie. En geef aan je kind wat die het liefst wil: nieuwe dingen, stimuleer hem daarin, en geniet van die soms nog zwalkende pogingen om grip te krijgen op de wereld (en weet dat je kind dankzij jouw hulp daar ook wel komen zal).”
U noemt verschillende keren dat tieners gestuurd en begeleid moeten worden, maar hoe bepaal je wanneer je als ouder ingrijpt en wanneer je je kind zelf een beslissing laat nemen?
“Als ouder maak je een inschatting. Op grond van je levenservaring weet je welke dingen potentieel gevaarlijk zijn of er alleen maar gevaarlijk uitzien. Analoog weet je als volwassene beter wat voor mogelijkheden en kansen (‘opportunities’) ergens liggen. Je grijpt dus in wanneer je ziet dat het kind een richting in gaat waarin hij onverantwoorde risico’s gaat nemen. Maar ook grijp je in als je ziet dat je kind in een ongewis spoor terecht is gekomen, waarin hij zich niet verder ontwikkelen kan. In dat geval geef je hem inspiratie om zich in een andere richting te laten ontwikkelen.”
En hoe belangrijk is het dan dat je als ouder weet wie de vrienden van je kind zijn en met wie hij omgaat?
“Belangrijk! Sowieso is het heel belangrijk dat je als ouder voeling met je kind houdt. Dat je weet waar hij mee bezig is en waar hij zich op richt. Ook al ben je eigenlijk vergeten hoe je zelf als tiener was, je kunt ervan uitgaan dat je eigen kind in principe een goede weg in gaat. Het is goed om je te realiseren dat het er gewoon in zit dat hij/zij nieuwsgierig is en ervaringen moet opdoen. Die zitten immers niet in de genen ingebakken. Zo kun je door contact met je kind en vertrouwen te hebben toch een behoorlijke sturing en inspiratie geven voor diens ontwikkeling.”
Word je steeds meer jezelf naarmate je ouder wordt?
“Nee, je bent al jezelf. De individualiteit wordt alleen groter tijdens de kinder- en tienertijd. Bij tien meisjes van vijftien jaar is de kans redelijk groot dat een aantal van hen een staartje heeft en dezelfde soort kleren draagt. Vier jaar later hebben ze waarschijnlijk een individuele kledingstijl ontwikkeld. Bij jongens zie je hetzelfde patroon. Je ontleent je identiteit aan de groep waarin je zit, maar op een bepaald moment heb je die groep wel gehad. Door verschillende ervaringen op te doen leer je ook meer over jezelf en ontwikkel je je eigen voorkeuren. Daarom vind ik het zo belangrijk dat ouders, leerkrachten, maar ook opa en de buurvrouw kinderen stimuleren om veel, brede ervaringen op te doen. Positieve ervaringen, maar ook wel negatieve. Foutjes maken hoort er nou eenmaal bij. Je moet bijvoorbeeld een blauwtje durven lopen. Dat blauwtje zorgt ervoor dat het een volgende keer beter zal gaan.”
Ouders hebben soms het idee dat ze het niet goed doen. Klopt dat?
“Inderdaad vragen veel ouders zich af of ze het wel goed doen. Een tip voor hun: de storm drijft over! De grote meerderheid van tieners heeft wel degelijk interesse in zijn ouders. Die moeten alleen leren om een iets andere taal te spreken. Niet vragen: ‘hoe was het op school?’, maar vragen naar wat hen boeit. ‘Geinige broek, Myrthe, is dat ook wat voor mij?’. Daag je tiener uit, plaag hem en stimuleer dat je wordt teruggeplaagd. Ouders moeten zich bewuster worden van het feit dat de adolescentie echt een tussenfase is tussen kindertijd en volwassenheid. Ik denk dat ik, met de kennis van nu, mijn kinderen nog meer ervaringen en mogelijkheden had kunnen meegeven waar ze als volwassenen baat bij hebben.”
Je legt vrij veel verantwoordelijkheid bij de sociale omgeving. Als een kind niet het beste van zijn kunnen laat zien, heeft de omgeving dan gefaald?
“Nee, dat kan natuurlijk niet. Het mooie is dat tieners een heel stuk blanco toekomst hebben. De hersenen hebben de potentie om in ongelooflijk veel richtingen te groeien. Dus een kind kan, afhankelijk van de omgeving, leren om te overleven in de amazone jungle of de urban jungle. Ouders hebben niet zozeer gefaald wanneer hun kind nog niet het beste laat zien van zijn kunnen. Ze hebben alleen nog niet de voorwaarden gecreëerd waardoor het kind alles eruit kan halen. Maar ook een traag groeiende boom kan ooit de hoogste worden. Ouders van tieners worden momenteel aangemoedigd hun kind los te laten. Maar een twaalf- of vijftienjarige kan echt nog niet alles alleen. Je moet een kind opvoeden tot zelfstandigheid, maar zelfs veel oudere tieners – de laat-adolescenten – hebben ondersteuning en feedback nodig.”
Hoe stimuleer je de ontwikkeling van denk- en redeneervaardigheden?
“Er zijn heel erg veel mogelijkheden als ouder, leraar of coach om met je kind te praten. Er zijn veel goedwillende ouders die ten onrechte veronderstellen dat hun kind wel kan nadenken, omdat het kan praten. Als een veertienjarige kan spreken over boeken of kleren, betekent dat echter nog niet dat deze veertienjarige ook taal heeft voor gevoelens, abstracte zaken of wereldpolitiek. Als opvoeders zich bewust zijn van het verschil tussen objecttaal en die meer abstracte taal, kunnen ze hier rekening mee houden in hun gesprek met het kind. Je kunt kinderen zogezegd leren mentaliseren, dat vind ik een mooi woord. Leer een kind om zich een mentale voorstelling te maken en stimuleer de fantasie. Zo leert hij voorzien wat de consequenties van zijn handelingen kunnen zijn. Het is om het even uit welke laag van de samenleving je komt. Je hoeft er niet voor gestudeerd te hebben om met je kind te kunnen praten.”
Sociale media en ICT
Eén van de vragen van deze tijd: hoe schadelijk zijn de sociale media nu eigenlijk voor de ontwikkeling van een tiener? Kan het kwaad dat ze in tegenstelling tot vroeger niet meer op het pleintje gaan rondhangen, maar nu met elkaar whatsappen?
“Het schadelijke van de sociale media is dat ze intenser zijn en veel dwingender. De tiener is als het ware geprogrammeerd voor sociale interactie: om daar ervaring mee op te doen. Vroeger deden ze dat door bijeen te zitten en te kwekken of naar elkaar te luisteren of te spelen. De hoeveelheid tijd waarin tieners nu op de whatsapp of verwante programma’s zitten is enorm veel toegenomen. En ze weten niet hoe ze zich daaraan moeten onttrekken. Oudere tieners en bijna-volwassenen kunnen vaak de rem niet vinden voor het gebruik van hun smartphone. Dat is iets wat je moet leren en dat duurt een heel aantal jaren. Ook hierbij is het weer aan de leraar en de ouder om de tiener daarbij te begeleiden. Mijns inziens moet dat meer sturend gebeuren dan in de laatste jaren. Tieners zouden ook meer tijd moeten hebben om zich gewoon wat te vervelen. Vrije tijd.”Wordt in het moderne tienerleven met WhatsApp en Facebook een groter beroep gedaan op de executieve functies?
“Dat is een groot gevaar. Natuurlijk, de ICT houd je niet meer tegen. Sociale media? Houd je niet meer tegen. Maar de sociale media kunnen wel ten nadele zijn van een aantal neuropsychologische functies die voor normaal functioneren belangrijk zijn. Veel tieners krijgen wel tweehonderd appjes op een dag. Je kunt wel uitrekenen dat alleen al het managen daarvan zo veel tijd kost dat ze niet meer normaal leren communiceren en meer ad hoc gaan reageren.
Een gerelateerd en wat onderbelicht onderwerp is het slaaptekort van veel tieners. Omdat ze tot het moment van slapen in het blauwe licht van hun scherm hebben gekeken. Of ze hebben hun telefoon standaard onder hun hoofdkussen liggen. Het is belangrijk om daar als ouder afspraken over te maken met je tiener. Bijvoorbeeld geen elektronica in de slaapkamer, of niet meer gebruiken na een bepaald tijdstip. Er zijn ook goede voorbeelden van een positief effect van leraar of ouders die nadrukkelijker bepalen wanneer de smartphone wel of niet gebruikt kan worden. Door schade en schande zelf leren, daar ben ik geen voorstander van. Die schade en schande zijn immers soms erg nadelig voor de jongere. Dus: meer sturen en niet vrij laten.”
Bron: Jelle Jolles (2016, 2017). Het tienerbrein. Amsterdam University Press. ISBN 9789462987470